Aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) - Landelijk Orgaan voor 
Wetenschappelijke Integriteit (LOWI)
https://www.knaw.nl/en/topics/ethiek/landelijk-orgaan-wetenschappelijke-integriteit-lowi
Official Secretary LOWI, Grace van Arkel LL.M, PhD
P.O. Box 19121
1000 GC 
Amsterdam
cc. Regering en Parlement
 
8 & 11 juli 2014
Betreft: N.a.v. de "KNAW Thema-bijeenkomst Rekenen: het onderwijs, het vak en de 
toets" d.d. 30 juni 2014 (zie mijn
verslag): een verzoek tot entameren van onderzoek naar collectief falen tegen de 
integriteit van wetenschap, zoals nog niet opgenomen in LOWI notitie en 
reglement. 
Melding van een vermoeden van een inbreuk tegen de integriteit van de wetenschap 
wanneer dit opgenomen ware.
 
Geacht LOWI,
Ik richt mij tot u als econometrist (Groningen 1982) en eerstegraads bevoegd leraar wiskunde (Leiden 2008). Ik reageer niet alleen 
als leraar maar ik schrijf ook als (beleids-) econoom, kijkende naar de 
bedrijfstak van wiskunde en onderwijs in wiskunde. 
Ik neem aan dat LOWI niet slechts klachten in behandeling neemt maar ook een 
open oog houdt naar invalshoeken die nog niet door de huidige
Notitie en het huidige
reglement worden gedekt, en die tot exploratief onderzoek kunnen leiden 
t.b.v. een nader overdenken van de taakstelling van het LOWI.
De taakomschrijving van LOWI richt zich vooralsnog op gevallen van individu of 
onderzoeksgroep. Collectieve problemen die op meer universiteiten tegelijk 
plaatsvinden en mede vanuit historie en cultuur bestaan zijn bij LOWI nog niet 
in vizier. Mijn verzoek is daar aandacht aan te gaan geven, met name door het 
entameren van onderzoek en het bespreekbaar maken van zulke kwesties zodat 
onderzoekers de ogen open gaan dat zij collectief inbreuk plegen tegen de 
integriteit van wetenschap. Wellicht zal LOWI hierover eerst een Nieuwe 
Notitie moeten schrijven om nadere bevoegdheid te verwerven. Het lijkt me 
niet ondenkbaar dat zo'n Nieuwe Notitie eerder vanuit LOWI zal worden 
geschreven, als het erkend orgaan met ervaring, dan van buiten LOWI, waar het 
probleem rond de integriteit niet ervaren wordt wegens het collectief falen. Het 
navolgende bevat informatie voor zo'n notitie en is ook aanleiding daar om te 
verzoeken.
Ten aanzien van onderzoek naar het onderwijs in wiskunde bestaat er 
wereldwijd een probleem van collectieve aard, dat niet langer kan worden 
losgezien van 
de integriteit van wetenschap. Het bestaat ook in Nederland.
Het Probleem is: Wiskundigen worden opgeleid tot 
abstract denken maar krijgen in het onderwijs te maken met reëel bestaande 
leerlingen. Ze lossen hun cognitieve dissonantie op door vast te houden aan een 
traditie. Maar die traditie is over de eeuwen bij elkaar geraapt, met allerlei 
(didactische) inconsistenties en kronkelingen. De zogenaamde wiskundige 
helderheid en scherpte zijn fabeltjes. Anders gezegd, wiskundigen hebben geen empirische opleiding, en daardoor blijken zij minder bevattelijk voor de empirie van onderwijs en didactiek. De lerarenopleiding blijkt niet te kunnen corrigeren wat daarvoor al is misgegaan, juist ook omdat men de traditie voorop stelt en niet de leerling.
 
De logica eist dat onderwijs in X uitgaat van kennis van X. 
Voor een empirisch vak 
X is dit redelijk maar bij X = wiskunde ontstaat er het Probleem dat "kennis van 
X" abstract is terwijl "onderwijs in X" empirisch is. Er bestaat m.a.w. wat moeizaam taalgebruik t.a.v. "wiskunde" en "onderwijs in 
	wiskunde". 
Ik heb Het Probleem aan de orde gesteld in 
een vroeg opstel in 2008 en daarna uitgewerkt in het boek 
Elegance with Substance (EWS) (2009) met nader 
bewijs in Conquest of the Plane 
(COTP)(2011). Deze teksten worden weinig gelezen en vervolgens blijkbaar vaak 
ook slecht 
gelezen. Ik heb
hier 
wederom een verzoek aan wiskundigen en collegae leraren wiskunde gedaan om toch 
vooral goed te lezen en zich betamelijk te gedragen (11 juli 2014). 
 
Het probleem geldt algemeen: Wiskundigen kunnen wegens hun opleiding tot 
abstractie en gebrek aan training in empirie ook falen in bijv. bankwezen met 
inschatting van risico's van financiële producten (zie de
kredietcrisis) en de
wiskunde van verkiezingen. Ik concentreer me hier op de wetenschappelijke 
integriteit in het onderzoek naar onderwijs in wiskunde. Overigens bestaat zeer 
wel de mogelijkheid dat mijn beeld van wiskundigen gedateerd is, of 30 jaar oud, 
met mijn afstuderen in econometrie in 1982, maar ik richt me op wat iedereen kan 
waarnemen aan resultaten vanaf met name 2007.
Het Verwant Punt, en voor LOWI 
relevant, is: Terwijl EWS en COTP het probleem formuleren in de neutrale 
termen van een empirische observatie zoals hierboven, is het ook een kwestie van 
integriteit van wetenschap, namelijk dat je als abstract denkende wiskundige het 
wetenschappelijk niet kunt maken om uitspraken over de empirie te doen welke 
niet deel uitmaken van de empirische cyclus, en, aan anderen voorstellen alsof 
dat wel is. Dit geldt des te sterker wanneer je daarvoor bent gewaarschuwd door 
EWS en COTP. Sommige uitspraken in de wiskunde sluiten verrassend mooi aan op de 
empirie (zie 
Philip J. Davis, Ruben Hersh, Elena Anne (1995), 
The Mathematical 
Experience, Study Edition) maar of dat zo is, is ook een empirische 
kwestie. Het geldt niet per definitie voor didactiek van wiskunde en de empirie 
van het onderwijs.
Volledigheidshalve merk ik op dat ik in juni 2009 
professor Jan Karel Lenstra attent heb gemaakt op het beschikbaar komen van 
Elegance with Substance, en dat dit relevant was voor de doelstelling van 
zijn beoogde KNAW rapport over het rekenen. Hij maakt er in zijn rapport dat 4 
november 2009 verscheen geen melding van. Ik acht dat het negeren van 
onwelgevallige informatie. Zie 
Bijlage 0 voor de email-uitwisseling.
Omdat menigeen denkt dat wiskunde "exact" is en aldus niet gelooft dat het 
vaak krom is, geef ik twee kleine voorbeelden uit een grote waslijst:
	- Voor vermenigvuldigen is de conventie zaken naast elkaar te schrijven: 2a
	 + 3a = 5a. Echter, een samengestelde breuk 
	"twee en een half" wordt niet geschreven als 2 + ½ maar als "twee 
	maal een half", dus als 2½. Met gedrukte en getypte getallen is het 
	blijkbaar voor velen nog te leren, maar bij het schrijven met de hand kan 
	het misgaan. Ik heb inderdaad gezien dat een leerling in 4 vwo wis B in een 
	proefwerk 2 ½ schreef, met dus veel spatie, en tot de redenering kwam 
	die ik nu het helderst kan samenvatten als 5 / 2 = 2½ = 2 ½ = 
	1. Mijn advies is onderzoek te doen naar het gebruik van 2 + ½
  
	(met onderscheid tussen bewerking "plus" en resultaat "en").- In het schrijven en uitspreken van getallen breekt het vele kinderen op 
	dat we in het Westen van links naar rechts schrijven terwijl de getallen uit 
	Arabia komen waar men van rechts naar links schrijft. Dus 19 wordt 
	uitgesproken als "negentien". De Delftse hoogleraar Fred Schuh stelde in 
	1952 voor dat we in Nederland het Engels zouden gaan volgen, met 
	"twintig-een" beter dan "een-en-twintig". Dan is nog niet alles opgelost. 
	Mijn voorstel is naast tien ook tig te gebruiken, met 11 = tig-een. Zie
	mijn boek 
	Een kind 
	wil aardige en geen gemene getallen (2012) en dit
	
	korte artikeltje op Joop.nl. De kwestie is niet triviaal. In de TIMSS 
	rekenscore 
	(Groep 6, 2011,
	
	data) staat Denemarken (537) net onder Nederland (540) maar het 
	is een misleidende conclusie dat het onderwijs in Nederland beter is. 
	Denemarken zou wellicht beter uit internationale vergelijkingen geschrapt 
	kunnen worden, want hun uitspraak van getallen is zeer complex, zie 
	
	http://www.speakdanish.dk/en/phrases/0310-numbers.php en het werk van
	
	Lisser Rye Ejersbo. Een vergelijking 
	met Vlaanderen (549) en Singapore (606) is relevanter (waarin ook de breuken 
	een rol spelen). Is dit allemaal nu een probleem van rekenen of van taal ? 
	Mijn indruk is dat de taal toch invloed heeft gehad vanuit de getallen en 
	het rekenen. 
	Je zou kunnen stellen dat je kunt rekenen zonder de getallen uit te spreken. 
	Mijn suggestie is ook de uitspraak als onderdeel van het rekenen te 
	beschouwen, met aldus het onderscheid tussen Algemeen Beschaafd Rekenen 
	en Algemeen Beschaafd Nederlands, en het laatste als dialect van 
	het eerste.
 
Mijn directe aanleiding LOWI te schrijven is de 
"KNAW Thema-bijeenkomst Rekenen: het onderwijs, het vak en de toets" d.d. 30 juni 
2014. Professor Jan Karel Lenstra blijkt een abstract denkend wiskundige die op 
verzoek van SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan in 2009 plots een commissie voorzit over het onderwijs in rekenen en daar sindsdien diverse uitspraken 
over doet en voorstellen lanceert, waar een empirisch onderzoeker toch echt 
andere normen zou hanteren. Vervolgens is Lenstra natuurlijk niet de enige. 
Criticus Jan van der Craats die het debat over de "staartdeling" aanzwengelde is 
ook niet getrained in empirisch onderzoek terzake. Op de bijeenkomst waren er 
ook psychometristen maar het lijkt erop dat die nog geen kennis hadden genomen 
van bovenstaand probleem. De aanwezigheid van een onderwijsdeskundige van het 
Freudenthal Instituut was ook geen aanleiding te denken dat het probleem nu 
opgelost was.
Volledigheidshalve merk ik op dat
Lenstra en
Rinnooy Kan uit 
hetzelfde vakgebied van de operations research komen, en regelmatig samen 
gepubliceerd hebben over inroosteren. Volgens Lenstra heeft Rinnooy Kan de 
President van de KNAW Dijkgraaf en de directeur CWI aangesproken, en de laatste 
was toevalligerwijs Lenstra. Mijn indruk is dat Rinnooy Kan gekeken heeft naar 
wiskunde en verantwoordelijke posities en niet onmiddellijk naar de empirie van 
het onderzoek naar onderwijs. Tevens heeft Rinnooy Kan natuurlijk gefaald als 
voorzitter van VNO en SER t.a.v. de massale werkloosheid in Nederland die al 
zo'n 45 jaar bestaat, zie mijn advies tot een
parlementaire enquête 
naar dat onderwerp.
Het Probleem speelt internationaal maar dus ook in 
Nederland. We zien de abstracte insteek bij Euclides 300 BC, de New Math na 
de Sputnik van 1957, de Hoofd in de Wolken Realistische Wiskunde van Freudenthal 
na circa 1965, en nu de Frisse Nieuwe Aanpak van abstract wiskundige Lenstra. Een bijzonder element in 
het probleem in Nederland is de "realistische" wiskunde van Hans Freudenthal. Terwijl Diederik Stapel zijn eigen data verzon, verzon abstract denkende Freudenthal een hele "realiteit". Na Freudenthal kwam er de industrie van "didactiek" 
en "onderzoek van onderwijs" op afstand van het onderwijs. De wiskundigen en 
leraren wiskunde in Nederland zijn niet in staat gebleken tot een zinvolle correctie. 
Ook Lenstra is een abstract denkende wiskundige die eigenlijk 
niet weet waar hij mee bezig is. 
Ik verwijs naar deze denkstappen:
	- Lenstra constateert in
	
	Akademie Nieuws juli 2011 p5: "‘De kern is dat er meer evidence-based 
	onderzoek moet komen’, aldus Lenstra. ‘Het realistisch rekenen is als 
	zaligmakend dogma ingevoerd zonder empirische evidentie. En ook de pabo is 
	door onderwijskundigen ingericht op basis van overtuigingen in plaats van op 
	basis van wetenschappelijk onderzoek.'" 
 
	- In de LOWI
	
	Notitie staat als wangedrag p6: "Ten tweede vormt misleiding een 
	schending van de
wetenschappelijke integriteit. De suggestie kan worden 
	gewekt dat empirische
gegevens voorhanden zijn terwijl dat niet het geval 
	is, (...)" 
	- Bij die "realistische wiskunde" was er de claim van 
	wetenschappelijkheid en we zien dus wetenschappelijk wangedrag op 
	institutionele schaal. Freudenthal had zelfs een "wetenschappelijk 
	tijdschrift" voor het onderzoek naar onderwijs in wiskunde opgericht. 
	Zoals bij Diederik Stapel moet bij oude artikelen nagegaan worden of de 
	empirische claims wel gebaseerd zijn op wat feitelijk is gedaan.
 
	- Maar Lenstra negeert dat probleem. Hij is niet van 
	plan om de oudere publicaties op hun wetenschappelijke basis te 
	screenen, of beter, alles te schrappen en opnieuw te beginnen. Lenstra is 
	geen empirisch wetenschapper die enorm van de situatie schrikt, maar heeft als abstract denkende wiskundige alle begrip 
	dat collega Freudenthal maar gewoon begonnen is vanuit een dogma. 
 
	- Lenstra neemt nu aan dat zijn oplossingsaanpak zal werken, maar waarom 
	hij dat beweert is onbekend, want Lenstra heeft geen empirische training in 
	didactiek. 
 
	- Later zal een nieuwe commissie vaststellen: "Het rapport-Lenstra
	is als zaligmakend dogma ingevoerd zonder empirische evidentie."
 
Mijn constatering is dat de "realistische wiskunde" van Freudenthal (in het Engels) "a 
fraud" is. 
Hier is mijn toelichting: 
http://boycottholland.wordpress.com/2014/07/06/hans-freudenthal-s-fraud. 
Mijn advies is ook te spreken over het "Freudenthal Hoofd in de Wolken 
Realistische Wiskunde Instituut" ter neutralisering van de psychologische 
associatie dat degene die een wetenschappelijk instituut 
naar zich genoemd krijgt wel een positieve prestatie zal hebben verricht. Ik heb dit 
vanzelfsprekend ook aan de nieuwe directie van FI = FHWRWI gemeld, zie het email 
in de Bijlage 1. (Op dat email 
van 6 juli heb ik op 11 juli nog geen reactie gehad.) Zie 
Bijlage 2 voor een screendump van 
de homepage van 8 juli 2014 waarop duidelijk te zien valt dat men ook 
"onderzoek" doet. Mijn advies is het "mathematics education" deel van het instituut 
op te heffen, alle publicaties wetenschappelijk ongeldig te verklaren en een 
frisse start te maken met bijv. een Simon Stevin Instituut met 
onderwijs-ingenieurs.
Het lijkt me dat hierboven voldoende is toegelicht dat 
het probleem internationaal bestaat. Ik verwijs verder naar zowel Elegance with 
Substance als ook de internationale invloed van Freudenthal. 
Naast de internationale situatie bestaat er mijn persoon. Wanneer er kritiek 
is op mijn werk, dan bestaat er bij velen de neiging te stellen dat er het 
persoonlijke probleem is dat het werk niet zou deugen. Mijn antwoord is dat men 
ook kijke waar die kritiek vandaan komt. In de praktijk blijkt er kwade trouw of 
is er de incompetentie van een abstract denkende wiskundige die denkt uitspraken 
over de empirie te kunnen doen. In theorie zou je kunnen proberen de 
twee aspecten onafhankelijk te beoordelen, maar mijn stelling is dat de wijze 
waarop wiskundigen op mijn werk reageren, vooral een bevestiging van bovenstaand 
Probleem is, alsmede het Verwante Punt van de inbreuk van integriteit van 
wetenschap. Vanzelfsprekend dient kritiek besproken te worden (geaccepteerd of 
weerlegd) maar er zijn grenzen aan reageren op kwade trouw. Ik verwijs hier 
wederom naar mijn tekst van 11 juli over
goed lezen 
en betamelijk gedrag.
Sinds de vroege tekst uit 2008 en de publicatie van Elegance with Substance in 2009 heb ik de 
laatste zes jaar geprobeerd de geesten alert te maken op het Probleem. 
Complicerend is wellicht dat ik meer doe dan alleen het Probleem onder de 
aandacht te brengen. Het is niet onlogisch ook analyses en voorstellen te ontwikkelen 
hoe het beter zou kunnen. 
Enkele lessen uit die zes jaar zijn de volgende. Zij brengen mij ertoe nu bij 
LOWI aandacht te vragen voor het Verwante Punt dat de integriteit van de 
wetenschap in het geding is:
	- De "kampen-strijd" tussen voorstanders van de 
	"realistische wiskunde" en de voorstanders van de "staartdeling" (kort 
	samengevat) bleek te beteken dat er weinig belangstelling bestond voor mijn 
	overstijgende analyse: dat het fout zit aan beide kanten. Dit was niet 
	neutraal: want kritiek betekende dat je werd toegedeeld aan het andere kamp, 
	ook al had je daar ook kritiek op. Professor Lenstra claimt dat de 
	gemoederen dankzij zijn matigende invloed zijn bedaard, en ik help het hem 
	hopen, maar wijs op het tegelijkertijd wegmoffelen van kritiek of het FI = 
	FHWRWI, en constateer dat er in ieder geval nog geen aandacht is voor de 
	analyse in Elegance with Substance. Dit geldt niet slechts het 
	negeren in 2009 (Bijlage 0) maar 
	ook nadien. PM. Overigens is het nuttig op te merken dat eerdergenoemd 
	"persbericht" bij het uitkomen van het KNAW-rapport uit 2009 de titel heeft 
	"Rekenvete 
	zinloos". Nu is iedere vete zinloos dus de titel is niet alleen 
	inhoudsloos maar wel pejoratief t.a.v. degenen die terecht kritiek hebben om 
	FI = FHWRWI. Lenstra reduceert empirie hier tot statistische toetsen maar 
	mij gaat het om waarnemen.
 
	- Laten we nader kijken naar het ietwat moeizaam taalgebruik t.a.v. "wiskunde" en "onderwijs in 
	wiskunde". 
(a) Wiskundigen aan universiteiten hebben weinig oog voor het 
	anderszijn van wiskunde op school.
(b) Zie Wu's "Textbook School Mathematics":
	http://math.berkeley.edu/~wu/AMS_COE_2011.pdf
(c) In school-wiskunde 
	moet vaak op deugdelijke wijze vereenvoudigd worden. Universitaire 
	wiskundigen kunnen dit misbruiken door voorstellen af te schieten als 
	"wiskundig ondeugdelijk" zonder naar de onderwijscontext te kijken.
(d) 
	Hierbij speelt ook weer het onderscheid tussen abstractie en empirie een 
	rol. Voor mij is didactiek empirie dus mijn analyses zijn exploratief en 
	mijn voorstellen betreffen die van nader onderzoek in de praktijk zodat de 
	leerlingen kunnen uitmaken wat werkt. Wiskundigen hebben blijkbaar een neiging om zulke 
	exploratieve voorstellen op te vatten als 
	je eigen visie die je aan de rest van de wereld, in casu ook hen, wilt 
	opleggen, en waartegen zij zich verzetten wanneer het niet in hun denkraam 
	past.
(e) Als bevoegd eerstegraads leraar wiskunde en econometrist die 
	college liep met wis- en natuurkundigen ben ik desalniettemin geen wiskundige en heb ook 
	die ambitie niet. (Wel geldt dat goed onderwijs tot betere wiskunde kan 
	leiden. Judith 
	Grabiner, in "A Historian Looks Back", haar geschiedenis over 
	de differentiaal- en integraalrekening, wijst erop (p140) dat onderwijs een 
	belangrijke aanleiding was tot verbetering in de wiskunde zelf.)
(f) Wiskundigen kunnen gemakkelijker misbruik maken 
	van punten (a) t/m (e) door te zeggen dat de wiskunde niet zou deugen en dat 
	dit wel zal komen doordat de auteur geen wiskundige is. Wanneer je hen 
	geen gelijk kunt geven heet het snel dat je niet luistert. Het lijkt me 
	uitstekend dat wiskundigen nadere onderbouwingen geven aan mijn didactische 
	voorstellen maar dat is dan wiskunde en niet per se direct relevant voor die 
	didactiek. (Als invers voorbeeld noem ik het complex getal i waar Cardano al rond 
	1545 aan begon te denken en waar pas Hamilton rond 1845 tot een nette aanpak 
	kwam, als gewoon een vector in het vlak - wat uiteindelijk toch ook weer de 
	beste didactiek blijkt.)
  
	- Wiskundigen kunnen überhaupt 
	zeer intolerant blijken t.a.v. andere gedachten, wat te maken kan hebben met 
	de 
	geschiedenis en aard van het vak en zijn beoefenaars. 
(a) Een wiskundige 
	schreef me in 2012: "Once you have irritated old-style mathematicians (...) 
	they turn, of course, into crackpot interception mode. Start nit-picking, 
	misunderstanding, finding real small errors, maybe some big ones, but 
	certainly consistently misunderstanding what you are trying to say. We all 
	get letters and papers from crackpots who are squaring the circle, proving 
	that Bell's theorem is wrong, or solving the P=NP problem. (...) It's quite 
	a sport to show in public to your mathematical friends that these crackpots 
	are a public nuisance. (...) You drew attention to yourself, you got 
	attention, and now several Delft mathematicians are thoroughly enjoying a 
	little group-crackpot-ridiculization. But I could say (and in fact do) that 
	one could say that you asked for this! Never mind. Remember Gandhi: first 
	they ignore you, then they fight you, then you win.” Mijn reactie, ook 
	in het Engels: "I object that I “asked 
	for it”. My book Conquest of the Plane also deals with the empirical science 
	of didactics of mathematics, which differs from abstract mathematics itself. 
	My impression is that the “reviewer” forgot about empirics and as a 
	mathematician got into that “crackpot interception mode”."
(b) Het 
	pakkende voorbeeld is de misreprenterende en lasterende "boekbespreking" door Jeroen Spandaw van mijn
	Conquest of the Plane, in welke kwestie overigens ook LOWI zelf faalde,
	zie hier. 
	(c) Dit laatste is overigens ook een voorbeeld dat aanpak via een 
	individueel geval van inbreuk op integriteit niet hoeft te werken wanneer 
	het collectief tolerant is t.a.v. zulke inbreuken of ze feitelijk 
	gewoon niet ziet.
(d) Een complicatie hierbij is het volgende. In het 
	logica-boek A 
	Logic of Exceptions (2007) besprak ik naast de leugenaarsparadox 
	ook de inconsistentie die ontstaat via het delen door nul. Hiertoe 
	ontwikkelde ik een dynamische deling y // x die soms 
	handiger is dan de gewone deling y / x. Een gevolg was dat 
	er ook een algebraïsche aanpak van de afgeleide ontstond, wat een 
	vereenvoudiging betekent voor differentiaal- en integraalrekening. Dit is 
	een originele bijdrage aan wiskunde (zoals ALOE ook originele bijdragen aan 
	logica bevat). De afgeleide is natuurlijk allang bekend sinds Newton en 
	Leibniz, maar dat het ook op deze manier kan met behulp van algebra en de 
	verzamelingenleer van Cantor is nieuw. Helaas schieten een aantal 
	wiskundigen nu in de kramp. Als een originele bijdrage aan wiskunde ben ik 
	natuurlijk akkoord dat het mooi zou zijn een inbedding bij wiskundigen te 
	vinden waardoor die kramp verdwijnt. Als leraar ligt mijn prioriteit bij de 
	inbedding in de didactiek - dit werden EWS en COTP. Ook hier moet de empirie laten 
	zien of het inderdaad beter is. De didactische inbedding wordt door een 
	aanal wiskundigen echter weer aanleiding tot nieuwe kramp. Het is 
	opmerkelijk dat betere didactiek voor wiskunde juist bij wiskundigen tot dit 
	effect leidt. Maar ik heb al uitgelegd dat zij zelf zijn opgeleid via het 
	didactisch wrakhout van eeuwen, en het vergt blijkbaar open geesten om 
	geduldig te lezen (maar sommige open geesten springen van het een naar het 
	ander).
(e) Volledigheidshalve verwijs ik weer naar mijn tekst over
	goed 
	lezen en betamelijk gedrag d.d. 11 juli 2014.
(f) Naast het 
	staartdelen is er ook het oordelen. Dit laatste blijkt 
	etymologisch samen te hangen met het Engels "Trial 
	by Ordeal" of het "uitdelen" (bijv. van klappen). Het blijkt ook samen 
	te hangen met Urteil en de
	
	Code of Ur-Nammu. Aannemend dat God toch geen onschuldige zal pijnigen 
	(behalve na Ur toch nog wel Zijn Zoon) kan de beklaagde worden blootgesteld 
	aan diverse beproevingen. In de Demonologie is er dan ook het Heksenproces, 
	waarin zij die blijft drijven schuldig is en zij die zinkt onschuldig. Op 
	soortgelijke wijze accepteren wiskundigen alleen wiskundigen als leraar 
	wiskunde, die dan falen in de empirie van de didactiek; en wijzen 
	wiskundigen anders opgeleide leraren wiskunde af, die wel aandacht hebben 
	voor de empirie. Bijlage 3 
	bevat hiervan een tabel.
 
	- De Tweede Kamer commissie Dijsselbloem t.a.v. 
	het "Studiehuis" kwam tot de conclusie dat het ‘wat’ aan Regering en Parlement en het ‘hoe’
	aan de leraren zou moeten worden overgelaten. Dit onderscheid gaat echter fout wanneer Regering en Parlement 
	wiskunde willen maar de bedrijfstak zogenaamde "wiskunde" levert, wat dus zo aangeduid wordt maar dat eigenlijk niet is.
	
(a) Een instantie is het rapport van cTWO, zie mijn
	commentaar.
	(b) Een andere instantie is het "rekenen". 
	Professor Lenstra kan stellen dat zijn rapport slechts een beleidsrapport is, 
	dat inventariseert welk empirisch onderzoek bestaat, 
	en geen wetenschappelijk onderzoek. Wanneer er sprake zou zijn van een 
	inbreuk op de integriteit van wetenschap dan moet het maar aangetoond worden 
	voor een van de onderliggende wetenschappelijke onderzoekingen. Dat miskent 
	echter het integriteitsprobleem dat Lenstra niet ter zake kundig is, en dat 
	een empirisch onderlegd onderzoeker-voorzitter tot andere onderliggende 
	studies zou zijn gekomen. Het komt vaker voor dat een voorzitter bij de 
	instelling van een commissie nog weinig weet van het onderwerp, maar 
	hopelijk is deze zich dan bewust van de beperkingen, terwijl de abstract 
	denkende wiskundige blijkbaar snel kan denken dat hij terzake kundig is. De 
	reputatie van Lenstra als internationaal vermaard wiskundige dekt dan een 
	lading die niet deugt. Het falen van Lenstra betekent wel degelijk een 
	schade aan het vertrouwen in wetenschap.
 
	- De Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het Platform Wiskunde 
	Nederland blijken zieke organisaties. Ik verwijs naar mijn boek 
	Een kind 
	wil aardige en geen gemene getallen (2012). Er is geen verbetering 
	in de laatste twee jaar, men luistert niet naar de geformuleerde kritiek. 
	Dit is een variant van punt 3, maar nu georganiseerd.
 
	- Last but not least is er de KNAW zelf, met de Sectie W 
	(Wiskunde). N.a.v. de door hen georganiseerde bijeenkomst op 30 juni 2014 is 
	mij gebleken dat deze sectie faalt. Voorzitter H.W. Broer (RUG, KNAW) is 
	niet geschrokken van mijn verslag en melding van het integriteitsprobleem. 
	Secretaris J.A. Bergstra (UvA, KNAW) noodzaakt een bespreking apart, waar ik 
	later aandacht aan zal geven, vooralsnog met deze nog niet actieve *link*, 
	maar wel te beschouwen als integraal onderdeel van deze brief (beschouw het 
	als een nazending). Twee kernpunten kan ik wel noemen. Ik heb Bergstra 
	overigens in de gelegenheid gesteld om mij eventueel te corrigeren op 
	eventuele misrepresentatie van zijn standpunt in deze brief aan LOWI, en hij 
	heeft dit met een drogreden afgewezen. De twee kernpunten zijn:
(a) Wanneer 
	Bergstra zegt het niet te begrijpen, en dat geldt in concreto voor de door 
	mij gegeven definitie van bovenstaande dynamische deling, dan noemt hij dat 
	een "wiskundige fout". Inderdaad, het komt in de wiskunde voor dat sommige 
	definities niet te begrijpen en fout zijn. (Het complex getal i 
	definiëren als i = √-1 wat vaak gedaan wordt leidt tot 
	een contradictie en is dus fout. De contradictie is -1 = i^2 = 
	√-1 * √-1 = √(-1 * -1) = √1 = 1. Opmerkelijk genoeg 
	wordt i toch nog op die manier gebruikt, ook in het onderwijs.) 
	In het geval van de dynamische deling echter kan iedereen controleren dat
	het computerpakket 
	Mathematica van Wolfram.com de bewerking Simplify[y / 
	x] bevat die een goede indicatie geeft voor y // x. 
	Bergstra kan hiermee aan de slag. Waar COTP juist is verderontwikkeld 
	gericht op het onderwijs, zou het juist de taak van de wiskundige Bergstra 
	zelf zijn om te werken aan de inbedding voor de gemeenschap der wiskundigen. 
	Dat hij dit laatste zegt niet te kunnen omdat hij het "niet begrijpt" is 
	weinig geloofwaardig, gegeven dat voorbeeld van Mathematica. 
	Bovendien is de door mij gegeven definitie wel degelijk didactische 
	verantwoord. Als leraar wiskunde constateer ik dat deze leerling kwade trouw 
	vertoont, zoals eerdergenoemde Spandaw of de algemene situatie in punt 3a 
	hierboven. Ik zal dit zoals gezegd later documenteren. 
(b) Wiskundigen 
	blijken in situaties als deze een beperkt repertoire aan oplossingsmethoden 
	te hanteren. Mijn suggestie aan Bergstra was om aan de KNAW mijn presentatie 
	te herhalen die ik in het najaar 2013 heb gegeven op de studiedag van de 
	NVVW (zie
	
	sheets en video (overigens 
	heel traag, ik leer nog)). In de eerste sessie vooral vragen en daarna thuis 
	studeren op COTP; in een tweede sessie zou Bergstra zijn kritiek kunnen 
	geven. Uitgenodigd zouden moeten worden ook natuurkundigen en biologen en 
	wiskundig onderlegde medisch ethici die weten van experimenten met 
	(huilende) kinderen. Wanneer Bergstra tegenover een breder gezelschap van 
	wiskundig onderlegde niet-wiskundigen wil volhouden dat hij het "niet 
	begrijpt" dan kan aan beide kanten op zijn minst duidelijk worden dat 
	"wiskunde" en "onderwijs in wiskunde" wat andere begrippen zijn, en hopelijk 
	gaat meer mensen een licht op op de kwade trouw waartoe wiskundigen in staat 
	zijn. Bergstra wijst dit voorstel echter af. Hij 
	acht het duidelijk dat mijn wiskunde niet deugt en dat ik niet luister. 
	Derhalve is er geen reden voor zo'n presentatie aan de KNAW. Hij zegt open 
	te staan voor een ander en liefst een wiskundige die het hem wel duidelijk kan maken, en daar 
	blijft het bij. Mij lijkt dan duidelijk dat dit machtsmisbruik is, aangezien 
	hij als rechter in eigen zaak een oplossingsvoorstel blokkeert waarin de 
	kans groot is dat hij zijn wangedrag zou moeten toegeven. 
Resumerend constateer ik een internationaal probleem van voor abstractie 
opgeleide wiskundigen die bij toepassingen op de werkelijkheid in de fout gaan 
wegens gebrek aan empirische training. Hier heb ik me op het onderwijs 
geconcentreerd.  Vakspecialisten in het onderwijs kunnen corrigerend 
optreden, maar voor het onderwijs in wiskunde is de relatie tussen wiskundigen 
en onderwijs in wiskunde problematisch, zoals boven aangegeven. We 
zien ook een wiskundige cultuur van geslotenheid op kritiek van buiten. Op zich 
is dit empirie. De integriteit van wetenschap is aan de orde wanneer wiskundigen 
uitspraken doen op terreinen waar ze niet voor geleerd hebben en waarvoor zij 
geen empirisch onderzoek hebben gedaan. Het is een collectief probleem, en het 
is bijna ondoenlijk om individuen of onderzoeksgroepen erop aan te spreken, 
omdat wiskundigen via hun gesloten cultuur nogal effectief blijken te zijn in 
het afbranden van critici.
Ik herhaal mijn verzoek aan het begin van deze brief. Voor zover ik kan 
overzien doe ik nog geen beroep op uw Reglement maar op het "Wat verder ter 
tafel komt". Wanneer uw vergaderingen niet zo'n agendapunt kennen dan verzoek ik 
LOWI het in te voeren. Gaarne informeer ik ook of er bij LOWI een mogelijkheid 
is mij t.a.v. het onderwerp van deze brief te adviseren. Indien e.e.a. anders 
geformuleerd zou moeten worden om deze melding vruchtbaar te laten zijn, zodat 
LOWI inderdaad zou gaan nadenken over collectief falen, dan zou ik dat zeker in 
overweging willen nemen. Wel zal ik kopie doen aan Regering en Parlement van 
deze tekst van 8 & 11 juli 2014. 
Wederom spijt het me dat ik dit niet meteen in het Engels heb geschreven maar 
een latere tekst zal op mijn weblog worden opgenomen.
Met vriendelijke groet,
Thomas Cool / Thomas Colignatus
Econometrist (Groningen 1982) en leraar 
wiskunde (Leiden 2008)
Scheveningen
http://thomascool.eu
Bijlage 0. 
Email-uitwisseling met Jan Karel Lenstra uit 2009
Het KNAW-rapport van Lenstra cs. kwam uit op 4 november 2009, zie dit
persbericht bij de KNAW. Eind juni echter maakte ik Lenstra attent op het 
uitkomen van Elegance with Substance, dat relevant is voor de 
doelstelling van zijn rapport. Mij is onbekend of men ernaar gekeken heeft, het 
komt niet voor in de literatuurlijst. Eventueel heeft men ernaar gekeken en 
gezien dat EWS geen empirische tabellen of toetsen bevat, en het dan terzijde 
gelegd. Maar EWS bevat wel de empirische constatering van het Probleem, plus een 
twintigtal concrete punten, en dat alles lijkt me wel degelijk relevant voor het 
onderzoek van Lenstra. Ik constateer het negeren van onwelgevallige informatie.
	Date: Sun, 21 Jun 2009 
To: Jan Karel Lenstra 
From: Thomas Cool / 
	Thomas Colignatus 
Subject: Re: Boek over wiskunde onderwijs
	Geachte professor Lenstra,
Hartelijk dank voor uw snelle reactie. Ter 
	vermijding van misverstanden: mijn boek bevat een twintigtal concrete 
	punten. Als opmaat tot de overkoepelende conclusie. Als dat laatste u bij 
	voorbaat al een brug te ver is dan is een suggestie nog naar die subpunten 
	te kijken. 
Met vriendelijke groet,
Thomas Cool / Thomas 
	Colignatus
At 22:31 2009-06-20, you wrote:
	
		Geachte heer Cool,
 Dank voor uw bericht. Onze commissie is druk 
		bezig zijn rapport op te
stellen. Wij verwachten met wat concretere 
		conclusies te komen. Ik stel
voor dat u ons rapport afwacht en uw 
		bevindingen met de onze vergelijkt.
Desgewenst kunnen we daarna het 
		gesprek voortzetten.
 Met vriendelijke groet,
 Jan karel Lenstra
		
Jan Karel Lenstra
CWI -- Centrum Wiskunde & Informatica
P.O. 
		Box 94079
1090 GB Amsterdam, The Netherlands
phone (...)
On 
		Sat, 20 Jun 2009, Thomas Cool / Thomas Colignatus wrote:
		
			Geachte professor Lenstra,
Ik schreef een boek over het 
			onderwijs in wiskunde:
"Elegance with Substance. Mathematics 
			and its education designed for Ladies and Gentlemen", Dutch 
			University Press, 2009, 
			
			http://thomascool.eu/Papers/Math/Index.html
Mijn 
			conclusie is dat de zaak helemaal vast zit en dat de Tweede Kamer 
			het moet onderzoeken.
Het zou mooi zijn wanneer u deze 
			conclusie kon gaan delen. Indien niet, dan zou ik u willen vragen om 
			een korte reactie welk argument ik dan over het hoofd zou hebben 
			gezien.
PM. Eerder schreef ik een boek over de logica, met de 
			bespreking daarvan in NAW door Richard Gill:
			
			http://www.nieuwarchief.nl/serie5/pdf/naw5-2008-09-3-217.pdf
			
Met vriendelijke groet,
Thomas Cool / Thomas Colignatus
			Econometrist en leraar wiskunde
			http://thomascool.eu
			
Naar aanleiding van:
"Wat is goed 
			reken/wiskundeonderwijs? Wat 'moeten' kinderen leren en hoe? Op 
			vrijdagmiddag 25 september organiseert de Nederlandse Vereniging tot 
			Ontwikkeling van het Reken- en wiskundeonderwijs (NVORWO) een 
			studiemiddag in Utrecht. Daar presenteert prof. dr. J.K. Lenstra van 
			de Commissie rekenonderwijs basisschool van de Koninklijke 
			Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) de eerste bevindingen. 
			Marlies van der Burg en Marianne Espeldoorn van de Universiteit 
			Utrecht hebben een onderzoek uitgevoerd bij leerlingen en leraren 
			met de vraag hoe zij tegen hun rekenonderwijs aankijken. Meer 
			informatie is te vinden op website
			www.nvorwo.nl. 
			Aanmelden kan via platform@nvorwo.nl. "
	
 
Bijlage 1. Email TC aan FHWRWI
	Date: Sun, 06 Jul 2014 
To: T. Pieters en W.R. van Joolingen
From: 
	Thomas Cool / Thomas Colignatus
Subject: Mijn komend email aan ICMI / 
	Beschrijving FI als FHWRWI
Cc: J. Bergstra (UvA, KNAW), H.W. Broer (RUG, 
	KNAW), Jan van der Craats (UvA emeritus), Richard Gill (Leiden, KNAW)
	
Aan de nieuwe directie van het Freudenthal Instituut
Geachte 
	professores Pieters en Van Joolingen,
Ik wil u alvast op de hoogte 
	stellen van mijn weblog tekst alhier, waar ik later naar zal verwijzen in 
	een brief aan het ICMI:
	
	http://boycottholland.wordpress.com/2014/07/06/hans-freudenthal-s-fraud/
	
Professor Bergstra (UvA, KNAW) maakt bezwaar tegen mijn aanduiding 
	"Freudenthal Hoofd in de Wolken Realistische Wiskunde Instituut" omdat ik 
	daarmee mensen in een hokje zou plaatsen. Ik ben de eerste die er tegen is 
	mensen in een hokje te plaatsen. Mijn aanduiding is slechts verhelderend 
	bedoeld. Zonder die toelichting dat Freudenthal's "realistische wiskunde" 
	betrekking heeft op een verzonnern "realiteit" van een abstract denkende 
	wiskundige, hetgeen niet doorgeprikt is door zijn opvolgers, ontwikkelt de 
	goegemeente een blinde vlek voor waar de problemen vandaan komen.
Ik 
	heb verder niets met Freudenthal of uw Instituut. Het gaat mij om alle 
	wiskundigen, die zijn opgeleid tot abstract denken, en niet goed overweg 
	kunnen met de empirie, die het onderwijs tenslotte is. (En die het niet 
	kunnen hebben wanneer je daarop wijst.)
Ik wacht op accordering door 
	Bergstra voordat ik u kopie doe van een ander email aan hem.
Met 
	vriendelijke groet,
Thomas Cool / Thomas Colignatus
Econometrist 
	(Groningen 1982) en leraar wiskunde (Leiden 2008)
Scheveningen
	http://thomascool.eu/
Bijlage 2. 
Website zelfbeschrijving FHWRWI (als onderdeel van FIsme)