Na deze vernietiging waren er zes maanden om een nieuw besluit te nemen. Sinds december is driemaal expliciet om zo’n besluit verzocht, bij D, bij de juridische afdeling van EZ, en bij de minister persoonlijk. De voortdurende afwezigheid van een grond betekent dat ik wezenlijk niet weet wat de overweging is, betekent dat ik niet een mogelijkheid heb te reageren, en betekent dat ik ook niet enige overweging ter toetsing aan de rechter kan voorleggen.
De enig correcte grond voor verplaatsing is - lijkt mij - mismanagement.
De verplaatsing uit de afdeling speelt een cruciale rol voor het ontslag. D heeft een situatie geschapen waarin mijn ontslag voor anderen psychologisch ‘begrijpelijk’ werd. Ik denk dat ook de rechtbank, die het ontslag heeft laten doorgaan, hierdoor beïnvloed is. De ontslagkwestie is daarom naar de Centrale Raad van Beroep (CRvB) doorgeleid.
De recente kennelijke weigering is een zinvolle aanleiding voor dit
schrijven. Het vaak benaderen van de verzamelde collega’s is niet zo nuttig.
Evenwel, wachten op de CRvB kan lang duren. Dan is een tussenweg, te vermoeden
dat de cumulatie van mismanagement, en informatie daarover, voldoende groot
is, dat voldoende collega’s indien zij dit wensen de situatie beter zouden
kunnen gaan begrijpen. Het navolgende blijft overigens, gezien de ruimte,
niet volledig.