In het weekblad Vrij Nederland van 27 april 1991 stelde Marcel van Dam, op p41:
Toch is het de vraag of deze laatste bevestiging wel aansprekend genoeg is. Vermelding van de "WAO-zomer" is nogal abstract en biedt op zichzelf weinig handvatten voor een leerproces. Enkele concrete eigen ervaringen geven meer houvast. Zodra mensen beseffen wat "klimaat" en "zweep" concreet betekenen, is er meer hoop dat aan verbetering gewerkt gaat worden.
Het bespreken van de eigen ervaringen heeft wel risico’s. Immers:
De voornoemde risico’s vallen weg tegen de voordelen van mogelijke verbetering. Ik doe er goed aan het verslag gewoon maar te geven.
Juist in die periode van Van Dam’s citaat heb ik de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het ‘wetenschappelijk’ bureau van de PvdA, gevraagd mijn analyse t.a.v. de werkloosheid (1) te mogen toelichten. WBS-medewerker Paul de Beer, collega-econometrist, geeft als antwoord:
Ik kan me voorstellen dat een collega-econometrist bepaalde analyses of artikelen van me niet kan volgen - het is een moeilijk vak - maar de correcte reactie lijkt me dan nadere uitleg te vragen, in plaats van artikel en persoon in de prullemand te dumpen.
Voor de goede orde: De Beer en ik hadden elkaar nog nooit ontmoet, er is een paar maal telefonisch contact geweest over het paper, doch ik heb daarbij gesteld dat dit niet genoeg was. Toen deelname niet mocht, is bij het WBS-curatorium beroep aangetekend en dit beroep werd door Van Kemenade afgewezen zonder mij te horen, met het argument dat er toch telefonisch contact was geweest.
De opstelling van de WBS is bot en beklemmend. Er zijn in Nederland maar een beperkt aantal fora waar je met enige diepgang over economische politiek kunt spreken. Zeker wanneer je niet mag meedoen aan discussie op de geëigende plek binnen de eigen politieke partij, dan sta je op straat. Dan sta je in de woestijn. Menigeen zou daar toch eens langer over moeten nadenken: over wat zo’n beslissing tot uitsluiting welbeschouwd betekent. (3)
De kwestie is m.n. bizar voor iemand die, wanneer hij iets niet begrijpt, de bibliotheek in duikt en de formules gaat uitwerken, en die wanneer hij dan na geruimte tijd weer met het resultaat naar buiten komt, merkt dat om onverklaarbare reden de toegang tot de discussie gesloten is.
Dezelfde Paul de Beer schrijft in de Volkskrant van 8 juni 1993 dat volgens hem de enige echte oplossing voor de werkloosheid de invoering van een basisuitkering (basis- "inkomen") is. Wanneer iedereen maandelijks een bedrag van de staat zou krijgen, dan zouden de loonkosten lager worden, en daarmee zou werk geschapen worden. De Beer verwijt de politiek, en juist de PvdA die de werkgelegenheid toch na aan het hart zou moeten liggen, dat die niet openstaat voor ‘de enige echte goede oplossing’.
De voorstelling van De Beer is te simpel. De basisuitkering is gigantisch duur. Het kost 60 miljard gulden voor mensen die alleen in het huishouden werkzaam zijn. (4)
De Beer heeft de schijn mee. Het CPB heeft een scenario met een geleidelijke invoering van een basisuitkering doorgerekend. (5) De economie zou niet instorten, blijft groeien, en de werkloosheid wordt fors teruggedrongen. De Beer lijkt hier gelijk te krijgen.
Maar de prijs moet ook genoemd worden. Ten eerste is de werkloosheid pas in 2015 opgelost. Ten tweede worden de koppelingen opgegeven. De basisuitkering van 2015 is het minimum van nu. Je kunt de betekenis hiervan beter begrijpen door te kijken naar wat de basisuitkering van 1990 zou zijn. Dit basisinkomen van 1990 is het minimum van 1990 - 25 = 1965. Dit is bijvoorbeeld een flatje met 6 personen, granieten aanrecht, zonder wasmachine en tv, en bovendien van Joop den Uyl juist geen recht meer op een eigen auto.
Er wordt gesteld dat de basisuitkering het voordeel zou hebben van geringere uitvoeringskosten. Het zou minder ambtenaren vergen om bepalingen te toetsen en te controleren. Dat is maar de vraag. Met zo’n basisuitkering kun je in landen als India of Indonesia gaan leven als een vorst: wellicht willen we toch gaan toetsen dat mensen in Nederland blijven. En meer van dat soort zaken.
De beperkingen van de basisuitkering komen ten volle aan het licht door het te plaatsen tegenover het voorstel om belastingen aan de onderkant van het loongebouw gewoon kwijt te schelden. Vrijstellen zit tussen belasten en geldgeven in. Vrijstelling kan sneller worden uitgevoerd, en de koppelingen kunnen zelfs verbeterd worden. Vrijstelling zou in principe niets hoeven kosten, want het is gericht op mensen met een uitkering. Omdat uitkeringen uitgespaard worden, kunnen de lasten voor werkenden dalen. Omdat dit voorstel wel de voordelen maar niet de nadelen van de basisuitkering heeft, incasseert het de meeste voordelen van het CPB scenario.
Het voorstel tot vrijstelling is gebaseerd op eveneens econometrisch onderzoek dat is gepresenteerd op de bijeenkomsten van het netwerk van economische onderzoekers Ecozoek in 1991, 1992 en 1993. De Beer was daarbij niet aanwezig, ik heb hem nooit op Ecozoek gezien. In zijn boek Arbeidsmarkt in perspectief (6) verwijst De Beer weliswaar naar de belangrijke ESB artikelen van CPB medewerkers Van Schaaijk 1983 en Bakhoven 1988, maar de draagwijdte blijkt hij niet te zien. Het PvdA/WBS rapport Niemand aan de kant (7) waaraan De Beer meewerkte, rammelt. (8) Op de studiemiddag (9) van het ‘wetenschappelijk’ bureau van Groen Links over het CPB bleek De Beer niet in staat om CPB directeur Zalm partij te geven waar dat nodig was. (10)
Er ligt voldoende stof voor, om een nadere politieke analyse te maken.
Doordat Paul de Beer al weer enige jaren zo stellig aan de basisuitkering vasthoudt, is hij zelf een drempel voor verbetering van de werkgelegenheid gebleken. Hij verkondigt de mooiste doelstellingen maar komt met een onhaalbare oplossing en blokkeert een zinvolle aanpak. Hoe komt het dat De Beer zo stellig de basisuitkering als de enige goede oplossing ziet ? Zijn argumenten blijken niet redelijk - en dus het moet iets onredelijks zijn.
Het is belangrijk dat men de subtiele politieke boodschap van De Beer doorziet. Als lid van de brandweer die de brand zelf heeft veroorzaakt, geeft De Beer het excuus dat er andere en nieuwe brandweerwagens nodig waren.
Volgens De Beer zou het in het begin van de jaren ‘80 nog te vroeg zijn geweest om tot een basisuitkering te besluiten. De gevestigde politiek zou nu pas falen en niet veel eerder. De Beer pleit Wim Kok vrij. Bijvoorbeeld het politieke (11) misbruik van de WAO zou nodig zijn geweest om ons tot nieuw inzicht te brengen, nl. het nieuwe inzicht van de basisuitkering. Onzin. Dit is de bekende vlag op de modderschuit. De Beer profileert zich als ‘criticus’ maar is ondertussen de goedprater.
De zogenaamde ‘kritiek’ van De Beer op kabinet en kamer stelt niets voor. Tegelijk verdoezelt De Beer de werkelijke kritiek die (hem) al veel langer bekend is. Ik heb reeds het artikel van Van Schaaijk van het CPB uit 1983 aangehaald, voor de zinvolle aanpak van de werkloosheid. De Beer is tevens bekend met mijn analyse, welke ik van hem dus niet voor de WBS mocht presenteren en verdedigen. Die analyse is dat (het equivalent van) een parlementaire enquête naar de voorbereiding van het economisch beleid, en met name de rol van politiek en CPB, noodzakelijk is (althans indien het parlement consistent wil blijven). Het is niet goed te begrijpen dat De Beer geen medewerking verleent om deze analyse breder bekend te maken.
Het voorbeeld van De Beer verduidelijkt welk een weg de PvdA nog te gaan heeft. De Beer is gerespecteerd in zijn partij, bijv. vertegenwoordigt de WBS in belangrijke fora. Hij heeft een nobel lijkend plan voor een "basisinkomen". Hij levert kritiek op kabinet en kamer. Hij staat binnen de PvdA bekend om een open geest. Maar dan wordt de PvdA-illusie verstoord, want dan blijkt dat De Beer niet openstaat voor andere gedachten en een rol speelt die op zijn minst vragen oproept. (12)
Ad ken ik vanuit de periode dat we samen deel uitmaakten van het bestuur van de afdeling Scheveningen van de PvdA. Ad viel met name op omdat hij zo weinig zei. In 1986 was ik 32 en Ad 30 doch hij slaagde er met een bril en snor in om tien jaar ouder te lijken. (13) In 1985/86 was de kandidatuur voor de Tweede Kamer aan de orde. Afdelingsvergaderingen zijn openbaar, dus het volgende mag verteld worden. De afdeling vond dat Ad nog maar een paar jaartjes moest rijpen voordat over eventuele kandidatuur gedacht kon worden. Via zijn contacten met het landelijk bestuur bleek Ad gekandideerd voor Almere, en met zijn verhuizing daarheen begon een indrukwekkende carrière. Met Sint en Alders deed hij iets aan het milieu, in zomervakanties bezette hij publicitair strategische posten, en plotseling bleek hij financieel woordvoerder van de tweede partij in het land.
Ad heeft nooit veel van economie begrepen. Wat hij wel begrijpt, is dat je het CPB kunt napraten, en daarmee in politieke kringen de blitz kunt maken. In 1992 had het CPB doorgerekend dat een verlaging van de BTW met 1% gunstig zou zijn voor loonmatiging en werkgelegendheid. Ad kwam met het voorstel daar dan 2% van te maken - ook al hadden Jan Pen, Hugo Keuzenkamp, Thomas Cool & Eric van Stappershoef publiekelijk bedenkingen tegen überhaupt die ene procent geuit. (14) Een jaartje later, in 1993 berekende het CPB dat belastingverlaging juist in de eerste schijf heel gunstig voor de werkgelegenheid was. Derhalve kwam Ad met het voorstel om de belastingen in de eerste schijf extra te verlagen. Vanzelfsprekend kwam het niet in hem op om publiekelijk te vragen naar de consistentie met de BTW-maatregel - en om te onderzoeken of je de BTW niet moest verhogen om de eerste schijf te verlagen. En helemaal nooit zal hij uit zichzelf de positie van het CPB ter discussie stellen. Want zonder economisch anker is hij zijn politieke basis kwijt en kunnen anderen vragen gaan stellen waarop hij het antwoord niet weet.
Het cruciale probleem is tweeledig. Ten eerste heb ik Ad natuurlijk ook wel attent gemaakt op de kwestie rond het CPB. Ik was toen nog werkzaam op het CPB. Ik heb me nergens op laten voorstaan. Ik heb slechts geconstateerd dat ik een kamerlid kende, dat dit in kringen waarin ik verkeerde niet abnormaal was, en dat het niet meer dan natuurlijk was om een paar - terughoudende - signalen te geven. Ik stoor me minder aan het feit dat er niets mee gebeurd is dan aan het feit dat Ad geen vragen heeft gesteld en dat hij geen weloverwogen reactie heeft gegeven waarom hij er niets mee deed. Ten tweede acht ik het hoogmoedig om te denken dat je als politicoloog iets van economie snapt, en jezelf door het landelijk bestuur laat kandideren i.p.v. het landelijk bestuur in te lichten dat je iemand in de afdeling hebt leren kennen die wel veel van economie snapt - en die vertelt dat werkloosheid is aan te pakken. (15)
Het is de drieslag rijbewijs, bus of botsautootjes. Ad doet alsof hij een rijbewijs heeft, mag mede achter het stuur plaatsnemen, en ondertussen zit Nederland met hem welbeschouwd in de botsautootjes. Vanzelfsprekend mag iedereen tot kamerlid gekozen worden. Punt is echter dat Ad vermoedelijk niet is gekozen op zijn politieke visie, maar omdat zijn supporters vooral dachten dat hij daarnaast voldoende van economie begreep, en dat zijn mandaat daardoor wraakbaar is.
Men moet beseffen dat de Gemeente Den Haag een bijzonder politiek gewest is. De vele ambtenaren die Den Haag bevolken hebben de beroepsneiging zich afstandelijk tot de politiek op te stellen. Er wonen in het gewest dus veel mensen met kennis en capaciteiten, maar die ziet men nauwelijks op normale partijvergaderingen. Dit geldt in ieder geval voor de PvdA. In de Haagse PvdA resteerden vooral stadsvernieuwers en "rooie vrouwen" - leidend tot een historisch verbond van mensen die klaarblijkelijk graag geld uitgeven.
Toen Adri Duivesteijn zijn sociale academie had afgemaakt en rond 1980 ambitieus aantrad als leider van die min of meer natuurlijke coalitie had de gemeente Den Haag een eigen vermogen van minstens een half miljard. Toen Adri in 1989 werd afgezet lag er een schuld van zo’n half miljard - met nog de nodige jaarlijkse tekorten. Dat dit miljard verschil bestaat heeft zich nogal aan het reguliere politieke debat onttrokken. Vervolgens laat zich niet beweren dat de uitgaven regulier wél zorgvuldig besproken en getoetst zijn. De bouw van een nieuw stadhuis aan het Spui heeft wel aandacht gekregen, maar de besluitvorming daarover kan men nauwelijks zorgvuldig en verantwoord achten. (16)
Duivesteijn’s coalitie kende een bijzondere cultuur. Mensen die niet vóór waren, werden ingedeeld bij tégen. In het Haagse PvdA-gewest ontstond het begrip "kampenstrijd". Mensen van buiten Den Haag die zich in de stad vestigden, die zich bij de locale PvdA (wijk-) afdelingen aansloten, en die argeloos nuchtere opmerkingen maakten en bij voorstellen vraagtekens plaatsten, merkten dat zij behandeld werden als behorend tot "het andere kamp". Mensen werden zo weggejaagd. Afdelingsbesturen werden op den duur eenzijdig samengesteld. In stadsvernieuwingswijken was er overigens een direct belang om voor stadsvernieuwing te zijn. Leden van de gemeenteraadsfractie beschreven de interne sfeer met termen als "te snijden".
Dat hier nu zo geschreven wordt, over "coalitie", is geen uiting van die "kampenstrijd". Dergelijke termen komen vooral uit rapporten van commissies die voor de verbetering van de Haagse PvdA situatie zijn ingesteld. Die coalitie heeft vooral zichzelf vorm gegeven, met name toen voorstanders van "stadsvernieuwing" voor armere wijken plotseling in het kielzog van Adri massaal voorstander werden van het dure nieuwe stadhuis. Ikzelf ben nimmer tegenstander van stadsvernieuwing geweest, juist gematigd voorstander, doch, ik wilde wel dat administratie en efficiency sterk verbeterd werden. Ik was tegenstander van de - op zijn best naive - gedachte dat slecht geadministreerde uitgaven toch wel goed terecht kwamen en voldoende waren onderworpen aan de politieke discussie.
Adri’s aanhang had in die tijd niet echt de meerderheid - Adri is nooit lijsttrekker geweest - maar had wel onevenredig invloed en kon zich blijkbaar onevenredig onttrekken aan controle. In een situatie (politieke partij) waarin samenwerking vooropgesteld wordt - solidariteit ook ideologisch benadrukt wordt - en waar ook resultaten voorop staan, heeft een minderheid blijkbaar een drukmiddel door te dreigen de sfeer te verzieken. Wanneer dezen zelf de sfeer belasten door zich niet aan afspraken te houden, kunnen ze anderen, die daartegen protesteren, ervan beschuldigen dat zij de sfeer verzieken en dat zij niet naar "de resultaten" kijken. De Haagse geschiedenis toont dat Adri c.s. dergelijke politici zijn. (17)
Scheveningen ligt fraai in de duinen tussen Den Haag en de zee, is daarmee een aanlokkelijk woongebied, en de plaatselijke afdeling van de PvdA heeft zo zijn aandeel bekende partijgenoten. Arie van der Zwan (18) kwam nooit op - openbare - vergaderingen, maar kwam wel - en ik ontmoette hem toen - in september 1991, toen het afdelingsstandpunt bepaald moest worden voor het congres over de WAO, de positie van Kok en de toekomst van de PvdA. Op die afdelingsvergadering heb ik herhaald wat ik reeds in Trouw geschreven had. (19) Sindsdien mag Van der Zwan kiezen wat hij is: een deskundige die aan een half woord genoeg heeft en die dus de goede aanpak voor werkloosheid en WAO onderkent, of iemand die in ieder geval moeite heeft op vergaderingen te luisteren. (20)
Ik heb Van der Zwan nadien nog gesproken in de marge van een PvdA congres en op een discussiebijeenkomst in het Amsterdamse Scheepvaartmuseum. Het heeft weinig geholpen. In 1994 bleek hij de "Drees leerstoel" te bezetten, bepleitte hij forse invoertarieven om concurrentie uit lage lonen landen tegen te gaan, en op het congres van de NVMC (Nederlandse Vereniging voor Maatschappij- en Cultuurwetenschappen) begin april zag hij in discussie met A. de Swaan een reële oorlogsdreiging voor Europa.
Van der Zwan kan mooi vertellen - maar ziet men niet, dat het verhaal alleen mooi is omdat er dingen zijn weggelaten ? (21) Me dunkt dat we juist de invoertarieven moeten verlágen - trade not aid - om het het reële risico van oorlog te verminderen. Terwijl mijn ervaring met Van der Zwan alleen de ervaring van anderen bevestigt, (22) hoe kan het dan toch, bijvoorbeeld, dat hij de "Drees leerstoel" bezet en dat hij voor een forum discussie met De Swaan wordt uitgenodigd ? Hoe werken (die) kronkels ?
Laatst kwam ik Paul Kalma tegen. Hij benadrukte dat er t.a.v. mij geen persoonlijke motieven speelden toen Socialisme & Democratie in 1991 een artikel van me over het minimumloon afwees. (23) Hij bleek vergeten dat ik niet aan de WBS werkgroep mocht meedoen. Toen ik dit memoreerde, reageerde hij niet met excuses of zo, maar door te vertellen dat alles nu gereorganiseerd was, en onder leiding stond van ... Ad Melkert en Arie van der Zwan. Ik kon hier alleen sarcastisch bij glimlachen - en opperde natuurlijk dat ik er geen bezwaar tegen had om mijn analyse ook in deze nieuwe club te bespreken. Kalma keek toen wat zuur en ik heb er niets meer van vernomen. (24)
Mutatis mutandis voor een andere voormalige Nieuw-Linkser, André van der Louw. Ook een begaafd spreker. Het is niet intellectueel hoogdravend wat hij zegt, maar het klinkt als een klok. Het zou verboden moeten worden om in het publiek te moeten schrijven, over mensen die je aanvankelijk ergens wel mocht, dat ze toch een gigantisch bord voor de kop hebben. Maar Van der Louw veroorzaakt het wel.
Van september 1991 tot eind winter 1992 beheerde Van der Louw het adressenbestand van de Rode Hoed Groep. Van belang is dat hij er - voorzover ik weet als één der adressen van belangstellenden - niets mee deed. Ook van belang is waar hij zich niet vertoonde: noch bij de werkgroep PvdA-weer-sociaal noch bij andere bijeenkomsten; hij deed blijkbaar niet mee met Schaefer. Van der Louw heeft in 1991/92 geen zwaarwegend inhoudelijk punt naar voren gebracht. In september 1991 was de voorzitterskandidatuur het passende voertuig voor bijsturing van de partij: maar dat heeft hij laten passeren. Hij trad niet naar voren op het PvdA-congres over de WAO in september 1991. In maart 1992 deed hij niet mee aan die congresvoorbereidingen, beperkte zich tot een afstandelijk schrijven aan dat congres.
Van der Louws ‘sterkste’ argument is dat hij verkeerd behandeld zou zijn, met name door de beschuldiging van een couppoging. Maar zijn argument daarover is niet houdbaar. Ten eerste had zijn initiatief wel degelijk daarvan weg, ten tweede heeft Kok meerdere handreikingen gedaan.
In september 1991 waren partijbestuur, fractie en kabinetsploeg verantwoordelijk. Al wat daarvan afweek was per definitie afwijkend. Een apart comité, dat eerst op de radio wordt aangekondigd voordat de gekozen verantwoordelijken officieel ingelicht worden, wringt. De kern van het voorstel was dat Kok zich niet met de ‘redding’ van de partij zou bezighouden. Het is niet geloofwaardig wanneer Van der Louw het probeert voor te stellen alsof alleen Kok c.s. van zijn voorstel konden weten. Van der Louw heeft zich apart ingespannen om zijn voorstel bij Kok te krijgen, maar het bevreemdt dat hij denkt dat we niet doorzien dat er ook andere kanalen bestonden. Er was notabene een radio-interview ! Kok werd geen voorstel gedaan, maar ingelicht - voorgespiegeld - dat de feiten al zo lagen. Vertaald naar Hollandse omstandigheden, waarin termen als ‘partijbaronnen’ en ‘de doodsteek van Norbert’ overdrachtelijk gebezigd kunnen worden, is de door Jan Pronk gebruikte term ‘coup’ voorstelbaar.
Van der Louw doet alsof de partijtop nooit een handreiking gedaan heeft om de nadruk in de media op het woord ‘coup’ glad te strijken. Evenwel, Kok heeft hem kort na het Elsevier-verhaal gebeld. Kok heeft hem op de eerste Rode Hoed bijeenkomst de hand geschud. In Elsevier 21/12/91 zegt Kok:
De conclusie is dat Van der Louw een stoorzender is en zinvollere processen wegdrukt. De politiek kent net als de aandelenmarkt "bellen" ("bubbles"). Het gerucht van succes wakkert het vuur tijdelijk aan en geeft een kortstondige bevestiging van succes. De media schrijven Van der Louw een politieke rol toe, politiek verantwoordelijken houden rekening met hoe zaken in de media overkomen, en dus heeft Van der Louw politieke en publieke aandacht.
Dit is dan de reconstructie. Eerst wist Van der Louw niet precies wat hij wilde behalve dat zaken anders moesten, hij deed een onhandig voorstel, daarna was hij geraakt door de beschuldiging van de ‘couppoging’ en met name door het feit dat hij daarop betrapt was, tot slot bleef hem slechts de mogelijkheid ‘met schone handen langs de zijlijn’ te gaan staan, om straks te kunnen roepen dat hij ‘het allemaal al gezegd heeft’. Er ontstaat het beeld van een welbespraakte oude politieke vos op sloffen, die het eigenlijk ook niet weet en kan. Maar hij wil zo graag, hij is zo beledigd, en zijn verhalen zijn zo prachtig.
Ik had het consequenter gevonden wanneer Van der Louw gepleit had voor uitstel van de voorzitterskeuze, en, toen dat niet lukte, de PvdA verlaten had. Dan kon ik concluderen dat zijn dreigement met een nieuwe partij betekenis had. Maar ik heb klaarblijkelijk andere normen. (25) (26)
Van der Louw heeft mijn analyse niet opgepikt. Op de eerste bijeenkomst in die Rode Hoed heb ik naar voren gebracht dat voor oplossing van werkloosheid en WAO een parlementaire enquête naar de voorbereiding van het economisch beleid wezenlijk is, en in het bijzonder naar het Centraal Planbureau. Ik heb toegelicht dat dit CPB mijn wetenschappelijk verantwoorde analyse in deze niet wilde publiceren. Ik heb Van der Louw c.s. papers toegestuurd, en e.e.a. in persoon toegelicht. Ik heb op de rol van de WBS gewezen. Het laatste hoofdstuk van Van der Louw’s boek (27) verzwijgt dat ook ik in ‘t Tappunt aanwezig was, dat ik daar het ministelsel beargumenteerd heb afgewezen, en heb gepleit voor een nieuwe partij, het Sociaal Liberaal Forum. Het boek is geen verslag waarin de schrijver voldoende afstand tot zichzelf neemt, maar een gekleurde ‘wereld volgens de schrijver’. Opgemerkt zij, dat waar mij toegang tot de WBS werd geweigerd, ik dus wel een paar vergaderingen met Van de Louw heb mogen meemaken. Ik kan niet beoordelen of het gastvrijheid is, behoefte aan aanhang of een principiële keuze voor openheid. Ik val terug op de openingsalinea van deze subsectie.
De politieke hoofdconclusie is dat stoorzenders als Van der Louw voorkwamen dat binnen de PvdA een werkelijk zinvol politiek vernieuwingsproces tot stand kwam. Het is dramatisch hoe inhoudelijk zwakke spelers de echt zinvolle discussie smoorden. Het verbaast hoeveel ruimte stoorzenders kregen. Een mogelijkheid is dat Kok eigenlijk wel blij was met een zwakke en zichzelf-snel-onklaar-makende Van der Louw. Dat blijft speculeren. Overigens blijft Kok niet alleen formeel verantwoordelijk maar ook materieel want hij had processen als dit moeten onderkennen en corrigeren. (28)
Jan van Zijl ontmoette ik begin jaren ‘80 bij een bezoek van jongere PvdA-ers aan het Europese Parlement. De zuurkool van Staatsburg doet me nog steeds watertanden, en het gesprek met Jan in de bus over de toekomst van Europa en over het comparatieve voordeel van het Nederlandse veilingsysteem ben ik ook nog niet vergeten. In september 1991 hield de PvdA kamerfractie in een bijzaaltje van Holiday Inn Leiden een bijeenkomst over de WAO voorstellen. Daar trof ik Jan weer. Wat mij betreft was het een leuk weerzien, maar de omstandigheden hielpen niet echt. Als lid van de fractie verdedigde Jan de WAO voorstellen met vuur. Hij bleek echter niet te weten waar hij het over had - want hij had nog maar heel onlangs de overstap van landbouw naar sociale zaken gemaakt. Maanden later konden we in tijdschriften lezen dat de fractie haar mensen het land had ingestuurd met de expliciete opdracht om - als ‘damage control’ - de voorstellen te verdedigen. Dus niet om te luisteren. Dat bleek ook in dat bijzaaltje. Het is welbeschouwd van een bizarre onhoffelijkheid. Mensen op valse voorwendselen uitnodigen en dan als papegaai optreden.
Aan de vooravond van het PvdA congres in maart 1992 verdedigde Jan het minimumloon. (29) In een - niet gepubliceerde - reactie moest ik concluderen:
Rick van der Ploeg heb ik in 1990/91 verteld van de situatie rond de WBS. Zijn reactie was "als je duwt, dan zetten mensen zich af", (31) maar hij zou eens informeren - en ik heb er nimmer meer van gehoord. In december 1991 was hij voorzitter van een economendebat over werkloosheid (in Wassenaar, van het Netwerk Kwantitatieve Economie), in de pauze sprak ik met hem af dat ik - ongebruikelijk, immers vanuit de zaal - een sheet mocht projecteren, (32) en na de pauze bleek de overhead projector weggehaald te zijn. In 1992 ondersteunt hij mijn voorstel voor een onafhankelijk wetenschappelijk CPB, maar niet het voorstel van de enquête - daarmee niet ziend dat dit laatste toch wel de weg is om het eerste te bereiken. (33) Rick is als econoom ‘voor’ verlaging van het minimumloon, en als politicus ‘tegen’ - ik vraag me af of dit een taalgebruik is waarmee wetenschappers en burgers uit de voeten kunnen. Rick differentieert verkeerd - als zovele economen, maar, ook nadat ik hem een briefje heb gestuurd om hem erop attent te maken. (34) Terwijl Rick ziet dat het MIMIC model van het CPB werkgelegenheid schept wanneer de gemiddelde tarieven verlaagd worden maar de marginale verhoogd, en hij dit zelf "progressief" noemt, gebruikt hij dit niet voor het PvdA verkiezingsprogram - terwijl die CPB analyse empirisch verantwoord is. (35) [Zie ook Hood/Rand. /TC98]
Het opschrijven van dit soort zaken maakt alles misschien complexer dan het is. Veel van het gemelde is incidenteel. Een normale verklaring is bijvoorbeeld pech. Mijns inziens heeft Rick niet die hoogmoed die ik bij Ad Melkert constateer. Maar een nader gesprek lijkt me zinvol ter bevordering van het scherpere wetenschappelijke en politieke inzicht.
Felix Rottenberg heb ik in de jaren ‘70 ontmoet toen hij als voorzitter naar een feestje van de Jong Socialisten in Groningen kwam. Rond 1988/89 heb ik een keer gebeld of De Balie iets kon doen met mijn voorstellen over de werkloosheid. Het is er niet van gekomen nog eens bellen of teruggebeld te worden voor een concrete afspraak. Uit het gesprek was wel duidelijk dat werkloosheid hem niet zó interesseerde.
De volgende tekst is gepubliceerd in Stuitende Taferelen. (36)
Beste Partijgenoot,
Ik heb je al uitgenodigd voor een openbaar debat, met zo mogelijk Bob Suurhoff erbij, die ik nog niet kon bereiken. Een debat: zodat verschillen tussen mogelijke kandidaten voor het partijvoorzitterschap tot hun recht kunnen komen. Dat heb je geweigerd, met het argument dat zo’n debat eventueel in januari kan, wanneer bekend is wie de echte kandidaten zijn. Ik acht het verstandig om via deze open brief alsnog op zo’n openbaar debat aan te dringen.
Openheid, rustige gedachtenwisseling en het politieke debat zijn wezenlijk voor onze partij. Een cultuur met de normen van het wetenschappelijke debat. Er is een behoefte aan jong-Tinbergenianen en/of jong-Dreesianen, die juist deze cultuur de boventoon laten voeren, van warm hart en koel verstand - een cultuur waarin ook de gedachten van de echte Tinbergen een kans krijgen.
In de NRC spreek je je uit voor de creatieve onrust. Je laat je erop voorstaan een initiator van het vrije debat te zijn (geweest). In de Volkskrant zeg je dat je gaat luisteren, luisteren, luisteren. En je pleit voor de kwaliteit van de discussie, voor het bij elkaar brengen van mensen. Al deze uitspraken kan ik moeilijk in verband brengen met je weigering nu zelf in debat te gaan. Ik kan er slechts één enkele verklaring voor geven. En dat is een politieke. Door te debatteren verleen je andere geluiden aandacht en prominentie. Door niet te debatteren belemmer je dit. Misschien dat er op 1 januari dan maar één echte kandidaat is. Je weet dat je de publiciteit aan je kant hebt, en steun van anderen die goed in de markt liggen: en waarom zou je dit verspelen door openlijk in discussie te gaan ?
Je bent mede-auteur van het ondemocratische rapport van de commissie van Van Kemenade. Ik ben niet de enige die dit rapport en het PB voorstel zo bestempelt. Volkskrant commentator Lindner dacht in die termen, en tot mijn blijde verrassing ook Bob Suurhoff.
Op de PvdA Zomerschool, toen het rapport van Van Kemenade net uit was, heb ik meteen al aan Marjanne Sint laten blijken, dat indien ze haar positie aan dat rapport verbond, zij in mij een tegenkandidaat vond. Mijn partij is een democratische.
De gang van zaken rondom de WAO heeft laten zien dat de huidige partijstructuur wezenlijk deugt. Waar het aan schort, is de cultuur, waarin o.a. te vlug over personen wordt gesproken. Toen Sint opstapte in plaats van tot inkeer kwam, wat ik betreur maar wel het minste van alle kwaden vind, was het mij wel duidelijk dat zo’n cultuurverandering verbonden zou kunnen zijn aan mijn eigen rol.
Toen jouw naam werd genoemd, maar je volgens de media de boot afhield, heb ik je gebeld en van mijn kandidatuur op de hoogte gesteld. Het bleek dat je inderdaad, op dat moeilijke moment in de partijgeschiedenis, geen bemoeienis met de partij wilde (zie ook de diverse kranten). En je had er geen behoefte aan om mij te helpen mijn ideeën over het voetlicht te brengen. Reeds op dat moment was je in mijn ogen een integraal onderdeel geworden van het probleem dat je zelf zegt te willen bestrijden. Je had een persoonlijke twijfel of je al dan niet iets met het voorzitterschap had, in plaats van de vraag centraal te stellen, hoe de partij de wereld beter kon dienen, eventueel met een andere kandidaat.
Voor de partij en het land zie ik een echte ramp in aanbouw. De huidige partijtop slaagt er slecht in de idealen over het voetlicht te brengen, terwijl ze al meer ruimte krijgt dan tevoren. Dat is, overigens, niet onmiddellijk een persoonlijke kritiek. Vervolgens, het landsbestuur rammelt aan alle kanten. Toen Lubbers sprak "Nederland is ziek", had hij beter kunnen zeggen: "Nederland is zwak bestuurd". Als er slechte wet- en regelgeving is, dan kan men het de mensen niet wettelijk of bestuurlijk verwijten dat zij daarvan gebruik maken. Dat zijn de problemen, en niet de interne partijstructuur. Inderdaad, de structuur heeft enige invloed op de cultuur. Maar, dat geldt niet zozeer de partij, als wel het landsbestuur, waarin een verkeerde rijksorganisatie de cultuur van stroperigheid in de hand werkt. Ziet men dit anders, dan krijgen we op korte termijn dus een ondemocratische partij met onverminderd stroperige bestuurders.
Felix, de steun die je van diverse partijleden hebt weten te verwerven, is nog geen bewijs dat je de goede koers representeert. Via het debat dat ik voorsta zullen de puzzlestukken op de juiste plaats vallen, en er is geen enkele reden waarom de keurige mensen in onze partij hun steun niet navenant zouden kunnen herzien. Er zit ruimte tussen mijn mening en die van een groot deel van de partijtop, blijkbaar ook de jouwe. Maar de beweging is zo oud, en de sociaal-democratische idealen zijn in de kern zo sterk, dat de interne vormgeving van voorbijgaande aard is. Waar het om gaat is de koers. En die ligt anders dan de huidige, de jouwe. In deze is de politiek ook persoonlijk.
Stel je open voor het debat, uit je gedachten, verdedig je op mijn kritiek, reageer op mijn visie. Accepteer mijn uitnodiging.
Met vriendelijke groeten,
Thomas Cool" (37)
Ik memoreer nog twee punten uit Felix’ toespraak bij de aanvaarding van het voorzitterschap (38) en vervolgens zijn behandeling van de werkloosheid.
Hij zegt:
Felix schildert het ideaal van een PvdA die zich onderscheidt:
We kunnen dat wel begrijpen. Een verwantschap van mentaliteit valt niet te ontkennen. Geworteld in de Sociale Academie, geraakt het manipulatief vermogen soms tot grote bloei. We begrijpen de vermelding van Jan Schaefer overigens ook wel. Alle gemeenten werden in 1992 nog gekort ten behoeve van Amsterdamse stadsvernieuwingstekorten die in verband staan met Schaefer. We hoeven geen illusies te hebben ten aanzien van Rottenbergs "realisme". Hier moeten we ons zorgen maken dat de politicus iets belooft wat hij wel kan waarmaken.
Tot slot zijn behandeling van de werkloosheid. Reeds in de eerste paar uur van zijn voorzitterschap slaagde Felix erin om het fundament van de Nederlandse politiek met voeten te treden. Vrijwel alle naoorlogse kabinetten hebben de sociaaleconomische doelstellingen van volledige werkgelegenheid en redelijke inkomensverhoudingen benadrukt. Het waren de topprioriteiten. Alleen onder de eerste kabinetten Lubbers is grotere nadruk gelegd op herstel van de overheidsfinanciën. Lubbers III met de PvdA en de ‘sociale vernieuwing’ alsmede het rapport-Wolfson over de verzorgingsstaat hadden juist tot doel om werkgelegenheid weer als prioriteit te herstellen. Het PvdA Congres heeft dat rapport-Wolfson omarmd. (39) Maar wat stelt Felix bij Sonja op Zaterdag (eigen weergave): ‘Politici moeten ophouden mensen meer te beloven dan ze kunnen waarmaken. We beloven nu al jaren dat er meer werkgelegenheid komt. We moeten accepteren dat werkloosheid niet oplosbaar is. Dat moeten we dan ook zeggen.’ Dit staat dus loodrecht op de geest van ‘Wolfson’ en de grondstromen van de Nederlandse consensus. En het miskent de oplossingen voor de werkloosheid die circuleren onder economen.
Maar gelukkig is Felix Rottenberg inconsequent. Een dag later bij Het Capitool is hij weer de ‘ouderwetse politicus’ die belooft dat de PvdA veel zal doen aan milieu en ... de werkloosheid.
Andere rariteiten hoeven hier niet opgelepeld te worden. Het uitvoerig toelichten van Rottenbergs demagogie dient met name de duidelijkheid. We moeten niet alleen denken dat een partij in angst een noodsprong heeft gemaakt. We moeten ook constateren dat 99 procent van het PvdA-Congres, met felicitaties van bestuur en Wim Kok, in volle verstand gekozen heeft voor een intellectueel lichtgewicht, draaikont en demagoog. Dat al die volwassen mensen aan deze politicus een staande ovatie gaven was verraad aan alle principes waar deze partij ooit voor gestaan heeft.
Vanzelfsprekend heb ik ook contact gehad met vele anderen. Bijvoorbeeld met het Haagse kamerlid Gertjan van Otterloo. Vanzelfsprekend heb ik ooit een onderhoud verzocht en gekregen met Vermeend. Ook heb ik op een PvdA Zomerschool gesproken met Wöltgens, en deze enkele brieven gestuurd. Natuurlijk heb ik gesproken met Vreeman en Stekelenburg. Natuurlijk heb ik ooit een afspraak gemaakt met Ter Veld - maar is die afgezegd omdat ze moest spreken met Kok. Natuurlijk heb ik contact gehad met Wolfson, en met de "Europeanen" Woltjer, Van Velzen, Metten.
Vanzelfsprekend heb ik ook gesproken met kamerleden van andere partijen, zoals het uitkwam, van CDA en D66, terwijl ook de VVD mijn boek van 1992 heeft gekregen. Vanzelfsprekend heb ik gesproken en brieven gewisseld met Bert de Vries, de minister van SZW. Het toont dat Nederland een open land is, waar, wanneer je een serieus onderwerp aansnijdt, ook voor een gewoon burger contacten op het hoogste politieke niveau mogelijk zijn. Laten we dat zo houden - en tegelijk blijven verbeteren. Processen in andere politieke partijen of het landsbestuur (regering en kamer) staan in dit opstel overigens niet ter discussie.
In dit artikel gaat het om eigen ervaringen en processen binnen de PvdA in die periode op genoemde plekken. Het gaat erom, zoals ik inleidend stelde, dat men kan gaan beseffen wat Marcel van Dam’s termen "klimaat" en "zweep" concreet betekenen. Opdat er wat meer hoop op verbetering ontstaat. Misschien kan Van Dam ook aangeven of dit inderdaad is wat hij bedoelde. Misschien kan de commissie Gardeniers, die de situatie in het CDA bij de verkiezingsnederlaag van 3 mei onderzocht, ook de PvdA onderzoeken, die bijna even dramatisch verloor.
In een ander bestek bespreek ik de omgangsvormen op het grensvlak van wetenschap en politiek wat systematischer. Daar is ook toegelicht dat meer (auto-) biografische verslagen hun nut hebben. (40)
Hierboven is, mede in dat licht, met name aandacht gegeven aan "nabije" contacten, contacten die op logische wijze voortkwamen uit ten eerste het wonen in Scheveningen en een beperkte deelname aan de locale politiek en ten tweede het hebben van een analyse t.a.v. de werkloosheid welke toch interessant moest zijn voor de fractie (Ad Melkert) en de WBS (Paul de Beer, Rick van der Ploeg). Contacten met anderen (Wöltgens, Vermeend, Wolfson, Vreeman) hadden voor mij een ‘gezochter’ karakter. Voor mij kwam daar een extra inspanning bij, een extra moment van nadenken of contact opnemen nuttig was, en zo ja, hoe dan. Ik beschouw deze laatste contacten als een tweede gordel, als een soort "opvangnet", bruikbaar wanneer de nabijere contacten geen effect hadden. Het is vooralsnog weinig zinvol om meer over die tweede categorie contacten te vertellen. Het zijn vooral korte gesprekjes of brieven met verzoeken om overleg. Dat het opvangnet niet gewerkt heeft, lijkt me daarvan de enige zinvolle conclusie. (41)
Wel is het zo, dat inmiddels ook Van der Ploeg en Duivesteijn kamerlid
zijn - terwijl Melkert en Van Zijl ‘wegens succes gecontinueerd’ zijn.
Bij de formatie 1994 zagen we op de tv Ad naast Wim Kok naar de informateurs
lopen en ook samen met Felix een vergaderruimte verlaten. Ad schijnt minister
van SZW te worden. Mijn voormalige nabijere contacten behoren nu tot het
opvangnet van anderen.
(Opgenomen in Cool, "Trias Politica
& Centraal Planbureau", SvHG 1994)