Date: Tue, 01 Feb 2005 21:15:44 +0100
To: raad@rvdj.nl From: Thomas Cool / Thomas Colignatus Subject: Mijn brief van 1 februari 2005 Geachte mr. Koene, Ik heb u vanmiddag een aangetekende brief gezonden met een klacht. Het viel me bij nader inzien op dat de klacht is gespecificeerd t.a.v. vier redacties terwijl u mogelijk meent dat de klacht slechts betrekking kan hebben op een enkele redactie. Liever dan dat u mijn brief terugstuurt zie ik de mogelijkheden:
Voor dit laatste kunt u eventueel printen van de link
Overigens zag ik in mijn brief aan u een kopieerfout en op bovenstaande link heb ik "het media" dan ook veranderd in "de media". Met vriendelijke groet, Thomas Cool / Thomas Colignatus |
Amsterdam, 4 februari 2005
Geachte heer Cool, Naar aanleiding van uw brief en email van 1 februari jl. bericht ik u het volgende. Er is geen beletsel om u klaagschrift te behandelen als een klacht tegen vier redacties. Echter alvorens uw klacht door te sturen vraag ik uw aandacht voor het volgende. In uw klaagschrift schrijft u, dat het u erom gaat dat de genoemde journalisten/media objectief verslag moeten doen van uw protest tegen de censuur van de wetenschap door de directie van het Centraal Planbureau, dat dat momenteel niet gebeurt en dat naar uw mening dus sprake is van onjuiste, althans onvolledige berichtgeving. U schrijft voorts, dat een mogelijke uitspraak van de Raad kan zijn dat aan genoemde journalisten wordt opgedragen de door u meegestuurde samenvatting te publiceren. Ik maak u erop attent dat de Raad herhaaldelijk heeft overwogen dat een redactie vrij is in haar selectie van nieuws. Voor uw informatie heb ik een aantal recente uitspraken bijgevoegd (RvdJ 2004/94, RvdJ 2004/1 en RvdJ 2003/26). Verder kan de Raad geen maatregelen treffen en dus niet aan journalisten opdragen een bepaalde tekst al dan niet te publiceren. De Raad verzoekt aan een journalist/medium om de uitspraak van de Raad integraal dan wel in samenvatting te publiceren (nb. het gaat dus om een verzoek tot plaatsing, en niet om een verplichting). Ten slotte uw suggestie tot bemiddeling. Als uw zaak zich naar het oordeel
van de Raad leent voor bemiddeling, dan wordt vanuit de Raad een bemiddelaar
aangewezen, dienaar eigen inzicht bekijkt of in de betreffende kwestie
partijen tot een oplossing kunnen komen. De heer Ramdas is geen lid van
de Raad en kan in deze kwestie dus geen rol spelen. Nadat een verzoek tot
bemiddeling is ontvangen, wordt allereerst nagegaan of de andere partij
aan bemiddeling wenst mee te werken. Immers, zonder die medewerking zal
een bemiddeling in ieder geval niet tot succes leiden. Vervolgens geeft
de bemiddelaar aan partijen handreikingen om tot een oplossing van het
probleem te komen. Hij stelt zich daarbij neutraal op.
Bijgaand treft u onze brochure over de werkwijze van de Raad aan, waarin u een en ander kunt nalezen. Graag verneem ik binnen tien dagen na heden van u of u uw klachten wenst te handhaven. Zonder uw tegenbericht, ga ik ervan uit dat dat niet het geval is. Met vriendelijke groet, mw. mr. D.C. Koene
|
Aan de Raad voor de Journalistiek
Het Secretariaat Mevrouw mr. D.C. Koene p/a Joh. Vermeerstraat 22 1071 DR Amsterdam 7 februari 2005
Geachte mr. Koene en geachte Raad, Hartelijk dank voor uw snelle en heldere reactie van 4 februari 2005. Gaarne zag ik dat uw brief en deze reactie van me deel uitmaken van het dossier dat de Raad wordt voorgelegd. (1) Wanneer het van u mag, zonder dat ik u nog nieuwe kopie-en moet sturen, dan is het wel zo prettig om de klacht te richten t.a.v. de vier genoemde media aan wie ik immers mijn brief van 17 januari 2005 richtte. (2) Ik erken dat een redactie vrij is in de selectie van het nieuws. Ik was ooit lid van het bestuur van de Groninger Universiteitskrant (UK) en op het Centraal Planbureau (CPB) was ik enkele jaren sectorspecialist voor de papierindustrie, drukkerijen en uitgeverijen. De redactionele vrijheid is mij lief zoals mij de wetenschappelijke vrijheid lief is. Toch handhaaf ik mijn constatering (“klacht”) dat de wijze waarop deze redacties deze vrijheid in dit geval hanteren maatschappelijk onaanvaardbaar is. Mijn brief aan de vier redacties geeft diverse voorbeelden uit twee kranten van slechts een enkele zaterdag waarin mijn protest tegen de censuur relevant is, zodat niet-vermelding van de censuur onzorgvuldig blijkt, al was het maar t.a.v. de fouten in de CPB-modellen en andere feiten. Het lijkt me niet doenlijk om t.a.v. ieder incident te reageren, het lijkt me eleganter om de smetvrees (of wat het dan ook is) ten principale aan de orde te stellen, zonder dat men nu moet gaan concluderen dat ik een principiële discussie entameer over de vrijheid van redacties. Mijn hoop is dat de Raad mij erin wil volgen dat selectie van het nieuws niet betekent dat dit mag leiden tot onzorgvuldigheid en maatschappelijk onaanvaardbare misrepresentatie. Ik dank u voor de toegezonden cases van uw website. Ik heb deze bekeken en constateer dat de Raad de vrijheid van een redactie mogelijk soms absoluut kan verwoorden. Ik heb helaas dus geen casus gezien waarin de nalatigheid speelt. Het begrip nalatigheid uit de statuten komt wellicht soms onvoldoende tot zijn recht. Ik zou dit gaarne ook mondeling willen toelichten en mijn hoop is dat u de Raad inlicht dat ik graag een mondelinge behandeling zou willen zien: opdat men niet besluit dat dit achterwege kan blijven. Deze behandeling is eventueel ook te zien in de discussie over verruiming van de mogelijkheden voor burgers. Wellicht dat deze analogie kan helpen: t.a.v. Pim Fortuyn bleken de grondwetten van vrije meningsuiting en non-discriminatie op gespannen voet te staan. Zij bleken niet absoluut te hanteren en er bleek een afweging nodig. Dit lijkt m.i. ook te gelden t.a.v. het publiceren of niet-publiceren. Simon Montag (Henk Hofland ?) geeft in de NRC van Zaterdags Bijvoegsel 5 februari 2005 pag 39, het mooie voorbeeld van de stoeptegel die een misdadige geest van een viaduct wierp. Publiceren of niet publiceren is dan de redactionele vraag. Bij publiceren brengt men andere onverlaten op het idee om ook een tegel te gooien. Niet-publiceren heeft weer andere kosten, zoals dat er geen maatschappelijk debat ontstaat en viaduct-beheerders er mogelijk niet toe overgaan om een vangnet aan te brengen. De afweging die hier is te maken valt te toetsen aan de zorgvuldigheid en de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Men kan zich dan indenken dat het TV-journaal niet moet publiceren maar een NRC-Handelsblad, dat denkelijk niet gelezen wordt door potentiële stoeptegelgooiers, weer wel. Tot slot geldt dat ik hoe dan ook een uitspraak van de Raad zou willen zien. Van directe betekenis is dat mensen mij later dan niet kunnen verwijten dat ik deze belangrijke kwestie ook aan de Raad voor de Journalistiek had kunnen voorleggen. De Nederlandse media hanteren een doodzwijgen van mijn protest tegen de censuur van de wetenschap door de directie van het CPB. Dat gebeurt al zo'n 15 jaar, met grote gevolgen voor mijn persoonlijk leven en de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Voor de overzichtelijkheid heb ik een tijdvenster gekozen van de laatste twee jaar sinds het verschijnen van "De ontketende kiezer" in 2003 en een expliciete brief van 17 januari 2005 aan genoemde vier redacties. Zou de Raad niet aan de maatschappelijke aanvaardbaarheid van deze nalatigheid willen toetsen, en voorbij willen gaan aan de eisen van zorgvuldigheid, maar op absolute gronden willen vasthouden van de redactionele vrijheid ten aanzien van de selectie van het nieuws, dan zij het zo, maar dan is dat in het kader van dit dossier tenminste vastgesteld. Wellicht leidt zo'n uitspraak later in bredere kring tot bezinning. Want het zou toch wonderlijk zijn om de redactionele vrijheid tot selectie van het nieuws zó absoluut te stellen dat de censuur door de overheid door de smetvrees van journalisten bestendigd wordt. Een overweging van de Raad kan zijn dat het boekje “De ontketende kiezer” sinds 2003 beschikbaar is. Journalisten kunnen niet alles lezen, maar kunnen ook niet aan inhoudelijke argumentatie voorbijgaan wanneer ze daarop gewezen wordt. Rapportage over de recente lange termijn studie van het CPB is onjuist, althans onvolledig, wanneer men niet tegelijk meldt dat bij de vorige lange termijn studie een medewerker met machtsmisbruik ontslagen is, en dat de huidige lange termijn studie er beslist anders uitgezien had indien die medewerker in dienst had kunnen blijven. Lezers wordt zand in de ogen gestrooid, de censor krijgt vrij spel. De Raad zou kunnen overwegen dat een reden om niet te publiceren onzorgvuldig is wanneer deze reden niet zélf gepubliceerd zou kunnen worden. Wanneer een redactie een nieuwsfeit verzwijgt vanuit het motief “uw haarkleur staat ons niet aan” dan zou men moeten durven publiceren “Het protest van de CPB-medewerker t.a.v. .... wordt door ons niet gerapporteerd omdat zijn haarkleur ons niet aanstaat” - en dan zou betrokkene eventueel aan de Raad kunnen voorleggen dat dit een weinig journalistieke afweging is, zodat de redactie wel inziet dat zo’n motief niet publicabel is. Nu, wat zouden de vier redacties dan willen publiceren als hun reden om stelselmatig over de censuur van de wetenschap door de directie van het CPB te zwijgen ? Láát ze dat publiceren, zodat het toetsbaar wordt en onzorgvuldig kan blijken. Momenteel weet ik niet waarom men niet publiceert, slechts dat het onzorgvuldig, nalatig en onjuist is. (3) Ik neem er nota van dat de Raad niet aan media kan opdragen e.e.a. te publiceren maar slechts kan verzoeken. (4) Ik neem ook nota van hetgeen u schrijft t.a.v. eventuele bemiddeling. Dit blijft nog steeds een aanpak waarvoor ik open sta. Met vriendelijke groet,
Thomas Cool / Thomas Colignatus
|