Verslag van een zitting bij de Raad voor de JournalistiekThomas Colignatus, 20 maart 2005Locatie: RvdJ, Amsterdam 18 maart 2005, 15:00 - 15:15. Als persoon die iets aan de Raad voorlegt is het natuurlijk lastig om ook nog een verslag te schrijven. Je bent bezig met de casus dus het is moeilijk om afstand te houden. Tegelijkertijd is 'afstand houden' ook de beste manier om de casus naar voren te brengen. Tegelijk ben ik ook een wetenschapper die vanuit een afstand tot het maatschappelijk gedoe toekijkt en daar zijn observaties over doet. Maar evenzeer is er een zeker belang met de casus gemoeid. Het is een spanningsveld waar men gemengde gevoelens over kan hebben. Wat ik niet prettig vond was dat de Raad zich niet voorstelde. Ik herkende professor De Gaay Fortman (prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman - bekend als Bas de Gaay Fortman) van de televisie. De convocatie had me alle namen medegedeeld alsmede dat de voorzitter mr. Loeb, lid van de Raad van State, was, en het was een redelijke aanname dat de persoon die voorzat inderdaad deze persoon was. De andere leden - daar mocht ik naar raden. Wat ook niet prettig was, was dat ik verder ook niet wist waar ik aan toe was. Nadat mij het woord was gegeven, vroeg ik hoe de procedure ongeveer was en hoeveel spreektijd ik had. De voorzitter reageerde: "Nee, u vertelt ons nu wat u te zeggen hebt." Vrij worstelen dus. Tegen een Godzilla die alle macht heeft. Niet de ideale positie om de integriteit van de wetenschap te verdedigen tegen 15 jaar journalistiek falen. En ik zat daar in mijn eentje, zonder raadspersoon die hier en daar nog eens adviezen kon geven. (Zo'n persoon was me niet toegewezen en ik had de Raad er ook niet om verzocht.) Enfin. Achteraf bleek dat we 15 minuten heen en weer gepraat hadden. Ongeveer een minuut per jaar van falen. Men moet begrijpen dat het toch wel iets bijzonders is. Men zit daar met geselecteerde deskundigen die zich in de maatschappij bewezen hebben, in een behaaglijke en tamelijk luxueuze ruimte, die, zo mag men veronderstellen, het denken bevordert. Er wordt daar inderdaad op redelijk hoog niveau een gesprek gevoerd. Zo'n mogelijkheid is toch tamelijk uniek. Kom daar maar eens om, in Tsjaad of Timboektoe. Wat dan zo vreselijk jammer is, is dat men weer begint te zieken en te jennen en belachelijk maken. Ik heb duidelijk uitgelegd dat de "verdediging" van NRC Handelsblad (inhoudende "vrijheid van redactie, van selectie van onderwerpen") geen antwoord is op mijn stelling "die vrijheid heb je, maar, wanneer je een onderwerp kiest, dan moet je niet onjuist, althans onvolledig, rapporteren". De voorzitter wilde weten waarom ik juist deze vier kranten en bladen had genoemd. M.i. had ik dit reeds eerder in mijn brief aan de Raad toegelicht, maar het kan geen kwaad om nog eens naar de bekende weg te vragen. Het is wel jammer dat het spreektijd kost. Zo moest ik ook opmerken dat ik Het Parool had genoemd omdat journalist Kees Tamboer mij daarin een "geniale lastpak" had genoemd. Ik merkte op dat ik dit een onheuse beschuldiging vond want ik ben geen "lastpak". Iemand uit de Raad vroeg daarop: "Bent u dan wel geniaal ?" waarop men in lachen uitbarstte. Telkens wanneer ik mensen hiervan vertel ontstaat dit patroon. Waarom moet dat zo ? Ik ben geen lastpak, of ik nu groen, geel of wat dan ook ben. Die journalist mag dat niet schrijven, moet dat terugnemen, en moet eens netjes rapporteren over de censuur van de wetenschap door de directie van het CPB. Kunnen we de bespreking s.v.p. daartoe beperken zonder ons te verliezen in allerlei beschrijvingen van de beestjes in het land ? Ik heb er helemaal geen behoefte aan om een discussie te voeren of ik al dan niet geniaal zou zijn. Heeft ook deze Raad niet door dat zo'n vraag toch neerkomt op een denigrerende behandeling van de betrokken persoon ? Ik vond het wel fijn dat ik in de mondelinge bespreking nog een voorbeeld naar voren kon brengen dat ik in de trein bedacht. Banken moeten bij het betalen en ontvangen van rente de bedragen afronden op hele centen. Een programmeur kan dit afronden zo doen dat noch bank noch klant iets merkt, terwijl hijzelf de afrondingsfout incasseert. Bij miljoenen transacties gaat dit aantikken. Het blijft dus diefstal. Op dezelfde wijze lijken de media bij ieder bericht over de economie hun best te doen, maar over vijftien jaar krijgen de lezers toch onvolledige informatie. Hopelijk blijkt de Raad voor dit voorbeeld gevoelig. Ik heb ook gezegd: om te beoordelen dat de huidige berichtgeving “onjuist, althans onvolledig” is, moet de Raad wel het boekje “De ontketende kiezer” lezen. Je moet immers weten hoe de werkelijkheid in elkaar steekt om te weten dat de kranten die werkelijkheid misvormen. Op mijn vraag of ze het boekje gelezen hadden kreeg ik geen antwoord en ik kreeg stellig de indruk dat ze dit nog niet gedaan hadden. De Gaay Fortman zat in het boekje te bladeren alsof hij het voor het eerst zag, maar dat kan natuurlijk ook toneelspel zijn, misschien bedoeld om anderen op het verkeerde been te zetten. Kun je van de Raad verwachten dat ze een boek lezen ? Voor mij was het een onprettig gevoel, want ik kreeg toch de indruk dat men niet wist waarover ik het had, zodat men mij gemakkelijk een raar persoon kon vinden die wel eventjes de redacties ging vertellen wat zij moesten schrijven. In plaats van te antwoorden op de vraag of men het boekje had gelezen, vroeg een lid van de Raad: "Maar wat nu als de redactie gewoon vindt dat het geen nieuws is." Ik heb deze anonieme vragensteller alleen verbaasd aan kunnen kijken. Achteraf vind ik het toch wel jammer dat ik geen expliciet antwoord heb gegeven. Ik had natuurlijk al antwoord gegeven, zie het voorbeeld van het afronden van rentebedragen. Dus ik was verbaasd dat de anonieme vragensteller het niet begrepen had. Maar ik had beter kunnen antwoorden: "Ja, het is duidelijk dat journalisten denken dat het geen nieuws is, anders hadden ze het wel in de krant gezet. Voor ieder apart berichtje kun je er ook over discussieren of het genoemd moet worden. Dat mag van mij ook. Maar mijn punt is juist dat het totaalbeeld uiteindelijk maatschappelijk onverantwoord is. Daarom is een correctie door de Raad gewenst." Dit staat natuurlijk al in mijn brief aan de Raad, maar, het had de casus versterkt dit alsnog te zeggen, om te ontkomen aan de beklemming van het journalistieke oordeel over wat "nieuws" is. "Waarom dient u de klacht juist nu in ?" was een vraag. Op mijn antwoord "er zijn nu twee dooien gevallen" ontstond toch wel enige beroering. Ik heb gezegd: "Het helpt niet om migranten zwart te maken omdat ze dan nog minder makkelijk werk vinden. Het is beter is om serieus te berichten over mijn voorstel, dat ik al vijftien jaar doe, waardoor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt werk kunnen vinden. Dit kan op neutrale wijze zonder ook migranten te stigmatiseren waarvan de probleemgroepen vaak juist in dat marktsegment vallen." Hier zag ik enkele hoofden knikken. De problematiek is natuurlijk complex. De terroristische aanslagen worden vooral door hoger opgeleiden en rijkere personen gedaan, ik hoop niet dat de Raad nu denkt dat ik dit niet weet. Ik heb nog opgemerkt dat Arie de Goederen en ik ooit wel een stukje in Trouw en Het Parool hebben geplaatst en dat we daar een reactie op kregen van mensen van het VNO die e.e.a. klaarblijkelijk niet goed gelezen hadden. In mijn perceptie is dit een voorbeeld van falende journalistiek, want een goed journalist kan dan het lezerspubliek uitleggen dat VNO niet adequaat reageert op een goed voorstel. Ueberhaupt hadden ze dat stuk beter eerst kunnen weigeren en vragen om een adequate reactie. Ik heb dit echter niet expliciet gezegd. Het kan heel goed zijn dat de Raad nu denkt, en ik zag de voorzitter reageren alsof hij zo dacht, dat ik op deze wijze toch alle ruimte heb gehad om mijn gedachten naar voren te brengen, en dat het aan mij is om dan weer een stuk in de krant te plaatsen waarin ik het VNO corrigeer. Zo'n gedachtengang lijkt me echter een dwaling. Ik kan niet het werk doen dat de journalistiek moet doen, en ik heb er geen behoefte aan geplaatst te worden in een positie alsof ik andere mensen moet corrigeren. Een tweede punt is dat die bijdrage van Arie de Goederen en mij alleen ging over een deel van de analyse t.a.v. de werkloosheid. Het hele hoofdstuk van de censuur van de wetenschap door de directie van het CPB, dat ik aan de Raad voorleg, heeft niet in Trouw en Parool gestaan. Het kan heel goed zijn dat de Raad dit niet duidelijk ziet. De voorzitter sloot de vergadering zonder me vooraf te vragen of ik nog iets te zeggen had. Wanneer ik de ruimte had gekregen om nog wat te zeggen, had ik even op mijn papiertje kunnen kijken. Daar was nu geen tijd voor en ik had ook niet de behoefte om de voorzitter te onderbreken met de opmerking dat ik graag nog even op mijn papiertje wilde kijken. Op dat papiertje stond dat de redacties niet waren ingegaan op mijn argumentatie, zodat ik de Raad kon suggereren om het besluit te nemen dat de redacties dit eerst dienden te doen voordat de Raad tot behandeling kon overgaan. Die suggestie heb ik nu dus niet gedaan, en het is dus afwachten of de Raad zelfstandig tot dit inzicht komt. Het is een gedoe. Allerlei teksten. Vijf Raadsleden achter de tafel plus de secretaris. Twee uur reizen van Scheveningen naar Amsterdam. Vijftien minuten met elkaar spreken. Dan weer twee uur reizen naar huis om te kijken hoe het strand inmiddels veranderd is. Was het de moeite waard ? |
Date: Sun, 20 Mar 2005 21:36:28 +0100
To: raad@rvdj.nl From: Thomas Cool / Thomas Colignatus Subject: T.a.v. mr. D. Koene Geachte mr. Koene, T.a.v. de vraag van voorzitter Loeb of ik de exemplaren van het boekje "De ontketende kiezer" terug wilde hebben, waarbij ik me dan afvraag of hij van onze discussie daarover weet of dat hij van nature zoveel begrip heeft, wil ik gaarne opmerken, voor uw begrip, en met dank voor uw eerdere consideratie, dat het voor de hand ligt dat ik vanzelfsprekend gaarne vermijd dat ik deze boekjes gratis uitdeel, maar dat ik ook hoop dat de Raad de ter beschikking gestelde exemplaren als het ware stukleest, en in het archief bewaart ten behoeve van eventueel toekomstige verwijzingen wanneer de media eventueel over de kwestie gaan rapporteren maar daarbij fouten maken. De vraag is aldus met een geclausuleerd "ja" en een geclausuleerd "nee" te beantwoorden. Deze nuances zijn moeilijk te bespreken wanneer men zo kortaf wordt behandeld zoals de voorzitter mr Loeb klaarblijkelijk gebruikelijk is te doen, en zo'n vraag pas stelt wanneer de zitting al gesloten is. Indien de Raad zijn werk niet goed doet en tot een uitspraak komt zonder het boekje stuk te lezen, en het gelezene niet archiveert voor mogelijke toekomstige gevallen, dan zal ik de boekjes natuurlijk, niet "graag" maar met gemengde gevoelens, thuis terugontvangen. Indien u een verslag en een uitspraak heeft, dan wil ik u gaarne vragen mij daar ook een digitale versie van beschikbaar te stellen. Ik ben niet geen lezer van "De journalist" en zal e.e.a. gaarne op mijn website opnemen waarbij ik liever niet alles overtyp. Ik weet overigens niet hoe u deze zittingen ervaart, maar persoonlijk ervoer ik een muur aan weerzin en neerbuigendheid. Ik vond het niet fijn niet te weten hoe lang ik mocht spreken. Ik vond het ook niet fijn gevraagd te worden of ik al dan niet geniaal zou zijn, wanneer ik slechts protesteer dat een journalist mij zomaar in de krant een 'geniale lastpak' noemt. Ik ben geen 'lastpak', of ik nu groen, geel of wat dan ook ben, en heb er ook geen behoefte aan om zo'n discussie te voeren. Wanneer ik zo behandeld word dan wordt mijn gedrag en de kwaliteit van mijn getuigenis ook beinvloed, en u heeft me dus niet in normale doen gezien. Ik vond het ook niet fijn om geen antwoord te krijgen op mijn expliciete vraag of men de stukken wel gelezen had, waaronder het boekje, terwijl een van de leden van de Raad er demonstratief in zat te bladeren alsof hij het nog niet gelezen had. Bij een misdadiger lijkt het me redelijk om die ook eens aan een kruisverhoor te onderwerpen maar bij een behandeling van de vraag hoe de media omgaan met de integriteit van de wetenschap vond ik het optreden van de Raad beneden peil. Ik weet niet of het op uw weg ligt om de Raad daarop attent te maken maar ik zou het waarderen wanneer u zulks, voor de goede vorm denkelijk na de uitspraak, deed. Overigens lijkt mij de enige juiste uitspraak van Raad dat de betrokken media niet zijn ingegaan op mijn argumentatie, zodat hen eerst gevraagd moet worden om zulks alsnog te doen, waarna de eigenlijke zitting is te houden. (Dus, dat zij uitleggen dat zij nog steeds "juist, want volledig" aan hun lezers rapporteren ook al rapporteren zij niet t.a.v. mijn protest t.a.v. de censuur van de wetenschap door de directie van het CPB wanneer het terzake zou zijn om dit wel te rapporteren.) Ik ben benieuwd welke uitspraak u me zult toesturen. Met vriendelijke groet, Thomas Cool / Thomas Colignatus
|