N.a.v. het 25-jarig bestaan van de Stichting Belastingwinkel en de Landelijke Aangifte Dag is me gevraagd iets te schrijven over de ‘stand van de Bijstand’. Terwijl ik dit schrijf wisselt de kalender van 1999 naar 2000, en het blad Time heeft zojuist de ‘persoon van de 20e eeuw gekozen’ met (1) Einstein, (2) FDR en (3) Gandhi. Dit drietal geeft een bruikbaar perspectief, want ik kan de stand van de Bijstand belichten vanuit de wetenschap, de politiek, en de burgerlijke ongehoorzaamheid. Met dat laatste doel ik niet op het ‘brood stelen’ van bisschop Muskens, maar een verzet tegen de geest van de tijd. Het lijkt me namelijk dat het geestelijk klimaat rondom de Bijstand van veel groter belang is dan een aantal technische kwesties en het ‘procentje meer of minder’. ¦ Zo’n twintig jaar gelezen, ik moet zo’n 25 jaar zijn geweest, zat ik eens in de trein in een stilte coupé met de bedoeling daar ook te studeren. Schuin tegenover mij zaten twee vrouwen van middelbare leeftijd in druk gesprek over hun kennelijk uitgebreide kennissenkring. Na enig aarzelen besloot ik er iets van te zeggen, en vroeg hen, al wijzend naar het bordje, of zij er rekening mee wilden houden dat dit een stilte coupé was. De grootste van het tweetal, een pronte dame, reageerde: "Nou, wanneer je nu nog moet leren, dan zal het wel niets worden." Verontwaardigd zwegen zij verder, en zochten bij het volgende station een ander coupé op. Ik heb die dag nog lang van die reactie genoten. Prachtig, hoe ze de eigen fout in deze coupé te gaan zitten ontkende, en meteen de boodschapper zwart maakte ! De domheid om te denken dat studeren ophoudt wanneer men op jonge leeftijd een diploma heeft gehaald ! Wat een testimonium paupertatis ! Wat een mooi voorbeeld van bij een aanval jezelf in de voet schieten ! Maar ook: er zat een bepaalde trefzekerheid in haar woorden. Ze zal dit niet beseft hebben, het ging haar er enkel om een jongmens op zijn plaats te zetten. Maar toch: haar woorden, op henzelf beschouwd, verwoorden de terechte intellectuele twijfel: Wordt het ooit wat, weet je eindelijk genoeg ? Wat een mooi contrast: hoe vanuit botte domheid toch een waar woord kan worden gesproken - ook al beseft men niet waarom. Met het verstrijken der jaren, echter, is deze reactie van deze dame mij toch zorgwekkender geworden. Het lijkt alsof er steeds meer van dit soort dames verschijnen. Ik ben dit voorval gaan beschouwen als de beschrijving bij uitstek van de maatschappelijke houding tegenover kennis en wetenschap. Wanneer ik in de trein stap, kan ik geen stilte coupé meer vinden. En zou dit bestaan, dan is de kans groot dat men blijft zitten doorkletsen, in plaats van te verhuizen. Stelling: Er nauwelijks respect meer voor de wetenschap. Wetenschappelijke bevindingen over de sociale zekerheid waaronder de Bijstand worden genegeerd, en de uitkeringsgerechtigden zijn het slachtoffer. Jawel, Einstein is door Time uitgeroepen tot de ‘persoon van de 20e eeuw’. Maar het antwoord is dan: Time moet ook verkopen, en Einstein heeft een marktwaarde zoals nauwelijks een andere wetenschapper. Een marktwaarde in entertainment wel te verstaan, het is niet zo dat eenieder nu op natuurkunde gaat studeren. (En Einstein zou hebben gezegd dat de eeuw nog niet om is.) Jawel, ik weet het, 5% van de Nederlanders heeft een wetenschappelijke opleiding en 12% HBO (d.w.z. van de 10,3 miljoen mensen in 1992 in de leeftijd van 15 - 64 jaar) en dit is vergeleken met het verleden een gigantische vooruitgang. Toch verzucht Bastiaan Bommeljé: "(...) dat onze samenleving onderweg iets schijnt te hebben verloren. Ik bedoel misschien het besef dat ten grondslag lag aan de invoering der leerplicht (...) dat thans ongeveer honderd keer zoveel studenten de universiteit bezoeken als een eeuw geleden. Ik bedoel wellicht de hoop dat daarmee ons land ook honderd keer zo intelligent, honderd keer zo creatief, honderd keer zo erudiet zou worden." (NRC 23 december 1999 p 31) Maatschappij-criticus Zygmunt Bauman lijkt zich daarbij aan te sluiten: "Ik ben bang dat de intellectuelen zich terugtrekken uit hun traditionele betrokkenheid bij de problemen van hun land. Ik vrees dat zij het geestelijk leiderschap van hun natie loslaten." (de Volkskrant van 24 december 1999). Bauman is hier nog netjes, want hij doet alsof de intellectuelen zelf de keuze maken, in plaats van dat zij gewoon geen gehoor meer vinden. Bauman suggereert zelfs dat er inderdaad nog intellectuelen zijn, terwijl Bommeljé meent dat alleen nog de vorm over is. Bommeljé: "Op de drempel van het millennium is een intellectueel niet meer iemand die vorsend tracht te begrijpen, maar iemand die zich modelleert naar het idioom van de massa-bohémien der televisie-reclame. (...) Intellectualiteit is niet langer een instrument van verandering maar van conservering. (...) Hier ligt de achtergrond van de ritualisering van de cultuur, van de subsidiëring van het bestaande, van het fatalisme aan de universiteiten, van het gebrek aan nieuwe gezichten en nieuwe gezichtspunten." In de NRC van 31 december 1999 sluit Henk Hofland zich aan bij het koor der critici: "Aan het einde van de eeuw verkeren essentiële instituten, de universiteiten voorop, ernstig in verval." Het heeft mij bijvoorbeeld inderdaad verbaasd dat de officieel aangestelde ‘wetenschappers’ aan de universiteiten toestaan dat de aio’s en oio’s met een zo geringe toelage moeten rondkomen. Nu weet iedereen dat het doemdenken niet overtrokken moet worden. De wetenschap doet nog steeds mooie en verrassende dingen, iedere dag. Kranten hebben hun wetenschapsbijlagen, en ook al ligt de nadruk op vermaak, er is ook lering. In ieder van ons schuilt toch ook de nieuwsgierige aap die meer wil weten. Het kost een maatschappij tenslotte ook moeite, zich aan de nieuw verworven rijkdom aan te passen. Hoewel ik aldus bij tijd en wijle graag meedoe aan het koor der critici, ben ik over het algemeen positief gestemd. Maar toch, we moeten ook weer niet té positief zijn. André Köbben en Henk Tromp schreven een boekje "De onwelkome boodschap, of hoe de vrijheid van wetenschap bedreigd wordt." Zij constateren dat er veel mis is. Van groot belang is wat één van hun gesprekspartners zegt: "Uw onderzoek gaat eigenlijk over de onafhankelijkheid van onderzoekers. Daarover heb ik juist vorige maand een vraag gesteld in de adviesraad van een ministerie. Het ging over de toekomstvoorspellingen van het Centraal Planbureau en ik vroeg of de onderzoekers die daaraan werken, wel echt onafhankelijk zijn van de daarbij betrokken ministeries. De aanwezigen, een gezelschap van ambtenaren en onderzoekers, barstten toen spontaan in lachen uit !" (p18) Men moet weten dat de directie van het CPB, blijkbaar met instemming van de Nederlandse regering, stelt dat het bureau wel degelijk een onafhankelijk wetenschappelijk instituut is. Terwijl het dit dus niet is - zoals ik dit als medewerker en econometrist van het CPB zelf heb moeten constateren. Het is echter verbazingwekkend dat een dergelijke misstand slechts (cynisch) gelach veroorzaakt en niet een storm van protest. En kunnen we nu werkelijk een goed debat voeren over maatregelen ten aanzien van de Bijstand, wanneer we het CPB niet meer kunnen vertrouwen ? ¦ Het is denkelijk goed, ter vermijding van een misverstand, om nog kort helderheid te verschaffen ten aanzien van het punt van de intellectuele twijfel. Het is correct dat met de groei van de kennis ook steeds duidelijker wordt dat we juist zo weinig weten. Wetenschappers benadrukken vaak die onzekerheid, en terecht. Maar het zou onjuist zijn je daarop blind te staren. Want ondertussen weten we wel degelijk iets meer, en is de kennis wel degelijk gegroeid. Vergelijken we mens A die weinig weet, en die derhalve in een heelal van zekerheden leeft, en mens B die studerend steeds weer ontdekt hoe weinig hij eigenljk weet, dan zal B denkelijk toch meer weten dan A, ook al zal B onderstrepen hoe onzeker alles is. B’s verhaal communiceert misschien moeilijker, maar het is wel waar. Dit heeft direct betrekking op het gebrek aan respect: want gangbaar wordt juist B belachelijk gemaakt die eerlijk en helder aangeeft hoe onzeker zaken zijn, terwijl het eigenlijk A is die we moeten stimuleren om zich bescheidener op te stellen. Als voorbeeld diene het debat over de ‘maakbaarheid van de samenleving’. Het is al eeuwen bekend dat wetten kunnen falen, onbedoelde effecten kunnen hebben, en calculerend gedrag kunnen uitlokken. Armen werd vorige eeuw bijv. bijstand onthouden, want ze zouden er maar afhankelijk van worden, of mensen zouden zich arm voordoen die dat niet werkelijk waren. De twijfel die de laatste decennia ten aanzien van de ‘maakbaarheid’ is gegroeid, is weinig anders dan het herontdekken van een oude waarheid. Evenwel, het is een misverstand te denken dat dit de belangrijkste les is. Want we kunnen wel degelijk iets bereiken. Bijvoorbeeld bij bankbiljetten zien we een voortdurende inspanning om met vernieuwingen de valsmunters vóór te blijven. We zijn nog lang niet zover om het bankbiljet dan maar af te schaffen. Op soortgelijke wijze zijn de mogelijkheden tot regeling van de sociale zekerheid nog lang niet uitgeput. Wanneer de wetenschap maar gerespecteerd wordt. Ik denk dat FDR als ‘persoon van de 20e eeuw’ veel belangrijker is dan Einstein en Gandhi tesamen. Wie Kennedy (1999) en Highfield & Carter (1993) leest, ziet deze conclusie van de pagina’s spatten. FDR is belangrijk wegens het pogen een menselijke samenleving te scheppen, en omdat het hem ook grotendeels gelukt is - in weerwil van de jongste critici van de ‘maakbaarheid’. ¦ Van de Bijstand is al decennia bekend, minstens zolang de Stichting Belastingwinkel bestaat, wat de problemen en reële oplossingsmogelijkheden zijn. Echter, politici en ‘intellectuelen’ verkiezen een schimmendans boven een serieuze aanpak. Er zijn ca. 400,000 mensen in de ABW+RWW, ongeveer 350,000 mensen in de WW en ongeveer 850,000 mensen in de WAO+AAW, dit betreft aldus in totaal 1,6 miljoen mensen (cijfers 1998). Liever houdt men deze mensen gevangen in afhankelijkheid, armoe en stigma, dan dat een serieuze discussie tot verbetering wordt gevoerd. We kunnen deze stand van zaken pas begrijpen wanneer we het belang van onze politici en de hun dienende ‘intellectuelen’ onderkennen: want die serieuze discussie zal eenieder doen beseffen dat de politieke leiders met hun politieke partijen al jarenlang dramatisch falen. De koning weet dat hij in zijn blootje staat, maar weet ook dat hij niet moet laten merken dat hij het weet. Want het is onjuist te denken dat de wetenschap, die wel de geheimen van het atoom kan ontraadselen, niet de kennis zou bezitten om tot een menswaardiger samenleving te komen. Stelling: Nederland wordt in gijzeling gehouden door een fundamentele vertrouwenscrisis. Een beetje zoals Clinton met Lewinsky, en Kohl met het geheime geld, op ook zo’n wijze, maar dan veel serieuzer. en fundamenteel ernstiger, eerder in de orde van de Italiaanse tangentopoli, hebben Kok & Melkert, Dijkstal & Zalm en Van Mierlo en anderen dusdanig gefaald ten aanzien van de sociale zekerheid, dat ze niet meer te vertrouwen zijn. Onze politici ontlopen en ontkennen de problemen, voeren een imago-politiek, en zijn bereid tot welke smoes dan ook om de dans te ontspringen. Men kan zich onze politici het beste voorstellen als de Zware Jongens uit het jeugd-tijdschrift Donald Duck. Gemeen maar dom (of ‘boeren-slim’), dat zijn de mensen die ons regeren. En tegelijk zien we nauwelijks een alternatief om op te stemmen. Dat is de crisis, de gijzeling. Het proces dat deze politieke situatie in stand houdt is hetzelfde proces dat twee millennia katholieke kerk mogelijk heeft gemaakt. Een Pontifex Maximus die zich onfeilbaar noemt, en die 400 jaar na dato ‘sorry’ zegt tegen Hus en Galileo - zonder dat de gelovigen massaal gaan lachen. We hebben ook nauwelijks middelen om aan deze situatie te ontsnappen. Wie denkt dat bijvoorbeeld de PvdA intern zo democratisch is, legge zijn oren maar te luisteren bij Bart Tromp of het voormalige ‘Niet Nix’. Dit zijn niet mensen die in het algemeen te vertrouwen zijn - er is tenslotte de vertrouwenscrisis - maar hun getuigenis over het gebrek aan interne democratie lijkt me, ook uit eigen ervaring, correct. Van de andere partijen als VVD of CDA horen we zelfs niets, misschien ook omdat daar überhaupt geen discussie plaatsvindt. ¦ Het bekende voorbeeld is de WAO. Wim Kok heeft als voorzitter van de FNV eraan meegewerkt dat mensen in de WAO kwamen die eigenlijk in de WW - en uiteindelijk mogelijk de Bijstand - thuishoorden. Bij de parlementaire enquête van Buurmeijer, over de uitvoering van de sociale zekerheid, verdedigde hij zich met de woorden: "Maar het was niet illegaal." Onlangs schreef het oud-kamerlid Piet de Visser: "Die wet was door de zeer linkse Kok als voorzitter van de FNV en door de werkgevers op grote schaal misbruikt (...) Ook toen was er dus al sprake van een ‘gemene zaak’." (NRC 27-12-99). Deze man is dus premier van Nederland kunnen worden ! Voor de goede orde: Het is maar de vraag of het niet illegaal was. Dokters en cliënten aanzetten tot valsheid in geschrifte klinkt toch tamelijk illegaal. Kok bedoelt misschien eerder: Justitie zal me moeilijk kunnen vangen, want mijn bestuurlijke beslissing staat bureaucratisch ver van degenen die het vuile werk opknappen. Hoe dan ook: als bestuurder behoor je een maas in de wet, als je dat althans denkt te zien, te rapporteren en repareren, in plaats van er gebruik van te maken. Als bestuurder behoor je te zien aankomen welke problemen je voor de toekomst veroorzaakt. Merk op: De parlementaire enquête is gehouden naar de uitvoering van de sociale zekerheid. De politici hebben daarmee keurig vermeden dat de enquête gehouden is naar de voorbereiding van het beleid. Het falen was al veel langer bekend, was zien aankomen, en zo’n enquête zou pas echt pijnlijke conclusies hebben opgeleverd, want zou zich richten op de bestuurders in plaats van de uitvoerders. Sindsdien heeft Kok gefaald ten aanzien van ‘Srebrenica’ en ‘Kosovo’, en zijn er dus echte dooien gevallen - maar nauwelijks iemand die het wat kan schelen en die ziet dat die dingen samenhangen. ¦ De huidige minister Klaas de Vries van SZW is ook zo’n Zware Jongen. Niet gehinderd door kennis en inzicht stelde hij bij de jongste Miljoenennota dat zijn beleid veel last ondervindt van de ‘armoedeval’ ofwel de ‘geringe prikkel tot werken’. Ten eerste is het onzin. Indien er voldoende werk zou worden aangeboden, dan zouden de uitkeringsinstanties eerder de strafkorting van 30% kunnen toepassen, of de uitkering zelfs kunnen stopzetten, en dan is er dus prikkel genoeg. Het eigenlijke probleem is dus niet de prikkel, maar het gebrek aan aanbod van werk door de werkgevers. En wanneer er voldoende werk is, dan zal het gros van de mensen geen strafkorting nodig hebben. Ten tweede veroorzaakt het kabinet dergelijke problemen zelf. De Vries klaagt dat het huis tocht terwijl hijzelf het raam heeft opengezet. Deze analyse heb ik beschreven in krantenartikelen sinds 1991, hij staat in wetenschappelijke boeken, is sinds 1994/95 op het internet, en staat in een publieksboekje uit 1998 door Hans Hulst en Auke Hulst m.m.v. ondergetekende. Ik ga deze analyse hier niet herhalen. Hoe dan ook: de minister van SZW snapt dus niet, en prevelt zijn bezweringsformules mee in het koor van de nitwits en ja-knikkers die hij om zich heen heeft verzameld. ¦ Boeven zijn ook Willem Vermeend en Gerrit Zalm met hun ‘belastingplan’, zie mijn artikel "Het kabinet liegt en bedriegt ten aanzien van de belastingen" op het internet. Indien u twijfelt, vraag dan uw wiskunde-leraar de analyse te controleren. Trouwens, ook Sijbren Cnossen stelt in de NRC van 2 oktober 1999 dat het kabinet appels met peren vergelijkt, en schrijft vervolgens: "(...) de voorgestelde heffing met draagkracht associëren is een vorm van begripsvervuiling die de helderheid van het debat niet ten goede komt." Cnossen is ‘hoogleraar’ aan de EUR, en ik moet dit wel tussen aanhalingstekens zetten zolang hij mijn werk niet bestudeert en zolang hij dergelijk verhullend taalgebruik blijft hanteren in plaats van gewoon te zeggen dat het kabinet liegt en bedriegt. ¦ De verspreiding van mijn analyse is inmiddels zo groot dat een serieuze student er wel van gehoord moet hebben. Wel moet ik erkennen dat mijn analyse vrij vaak geboycot wordt, zodat de verspreiding van de analyse na zo’n tien jaar niet zo groot is als men zou hopen. De pronte dame in de coupé met haar vermakelijke reactie is een Zware Jongen geworden die me een koevoet op de mond zet of me een hengst geeft waardoor het praten moeilijk wordt en het ook moeilijk wordt om gehoord te worden. Mijn positie is hier, met Gandhi, dat de machthebber alleen echte macht heeft wanneer hij daarin meewerking ondervindt van het slachtoffer. Nee-zeggen, en niet-meewerken aan bedrog en misleiding, is het enige middel dat ik als wetenschapper heb. Bijvoorbeeld heb ik in 1990 als wetenschapper van het CPB een artikel geconcipiëerd waarin ik tot het wetenschappelijk verantwoorde advies kom dat een parlementaire enquête naar de werkloosheid en juist ook de rol van het CPB, of het equivalent daarvan, logisch noodzakelijk is. (Zie ook Köbben en Tromp hierboven.) Helaas heeft dit artikel niet de publicatiegang mogen maken, en ben ik in 1991 onheus en met machtsmisbruik door de directie van het CPB ontslagen. De toenmalige directeur was Gerrit Zalm, de huidige minister van Financiën. Bijvoorbeeld wilde Paul de Beer mijn analyse in 1990 niet bespreken op de WBS, het ‘wetenschappelijk’ bureau van de PvdA. En ik kreeg geen reactie van hem toen in 1991 de ‘WAO-crisis’ uitbrak en de PvdA een derde van zijn leden verloor - wat bij ander gedrag van hem niet geheel onwaarschijnlijk voorkomen had kunnen worden. De Beer neemt nu een prominente plaats in in het onderzoek naar armoede door het SCP. Bijvoorbeeld kreeg de politieke partij De Groenen (met senator Bierman) enkele jaren terug belangstelling voor mijn analyse, en zijn we zelfs bij mijn oud-collega’s van het CPB op bezoek geweest om enkele bouwstenen door te laten rekenen. Het bleek dat het nieuwe model nog niet af was, en echt gerekend is er helaas niet. Maar ondertussen presteerden enkele Groenen het om de discussie te manipuleren, en heb ik moeten besluiten voorlopig geen advies meer te geven. Enkele van deze malafide Groenen waren zeer geporteerd van de gedachte aan een basisinkomen. Zalm en De Beer zijn ook voorstander van een basisinkomen. Zoiets lijkt mensen minder netjes te maken. Bijvoorbeeld is Loek Groot onlangs cum laude gepromoveerd op het basisinkomen, en krijgt een lofwaardige bespreking in Facta (‘sociaal-wetenschappelijk magazine’) 7 en 8 van 1999. Maar terwijl hij van enkele van mijn ideeën gebruik maakt, en ik hem een paar jaar terug daarop gewezen heb, verwijst hij niet naar mijn werk. Zijn proefschrift bevat ook een raar hoofdstuk over het ‘verdelen van een gegeven hoeveelheid werk’ - terwijl het on-economisch is om aan te nemen dat de hoeveelheid werk in een maatschappij gegeven is. Maar, het blijkt niet nodig te zijn om een basisinkomen te willen om toch onfatsoenlijk te zijn. Bijvoorbeeld wilde de redactie van Economisch Statistische Berichten (ESB) een artikel van me niet publiceren. Men gebruikte rare argumenten, gewoon censuur, zie het internet. Het betreffende artikel is uiteindelijk gepubliceerd in een CBS/NAD congresbundel als Cool (1995). Sindsdien heb ik er maar vanaf gezien om artikelen nog naar ESB te sturen. En ESB doet op het internet alsof ze een fantastische discussie-site hebben... Triest is het, te constateren dat de betreffende hoofdredacteur, Hugo Keuzenkamp, en de nieuwe ‘hoogleraar-directeur’ van SEO, ook lid is van een belangrijke commissie voor de ‘Stuurgroep Sociale Conferentie’. Het ESB-nummer "Oorzaken van armoede" voor die conferentie, van 30 september 1999, gaat volstrekt aan mijn analyse voorbij. Daarin herhaalt ‘professor’ Wim Derksen ook de fout van minister Klaas de Vries: "de feitelijke afstand tussen uitkering en loon is te gering". Op een econometrisch congres (NAKE) kwam ik ‘prof. dr.’ Coen Teulings tegen, lid en adviseur van Groen Links, en ook adviseur voor SZW. Dat kwam goed uit ! Teulings, Vogels en Van Dieten (1998) beweren namelijk dat er nauwelijks literatuur is over de invloed van belastingen op de minimumloon-werkloosheid, en dat is natuurlijk onzin, gezien het bestaan van mijn analyse. De belangrijkste conclusie van Teulings cs. lijkt te zijn dat het minimumloon te laag is, zie ook Van Soest (1999). Echter, in mijn analyse, en met name door het bestaan van het belastingvacuüm, is dat hoogst onverantwoord. Ik heb Teuling netjes en beleefd op de hoogte gesteld van deze misstand, en gevraagd of hij de tijd wilde vrijmaken om mijn analyse te bestuderen. Helaas werd ik uitermate arrogant en beschoft bejegend. Geschokt heb ik de directie van NAKE een email gestuurd dat deze gang van zaken toch ongepast is, en ik heb verzocht om dit recht te zetten. Het beste is dat Teulings mijn analyse bestudeert, en mogelijk is hij dan een van de eersten die concludeert dat het minimumloon fors lager moet en kan. NAKE noch Teulings hebben verder gereageerd. ¦ In deze beschrijving heb ik de invalshoeken van Einstein, FDR en Gandhi gebruikt om de ‘stand van de Bijstand’ op te maken. De mentale infrastructuur rondom de Bijstand blijkt belabberd, en dit is de fundamentele oorzaak voor de misère op dit terrein. Het wegdek is gescheurd, het metaal verwrongen, de leidingen gesprongen, de dijken lek, en politieke roverbendes maken het land onveilig. Sommigen zijn de dupe. Ze zijn opgesloten in een concentratiekamp van afhankelijkheid, Kafkaeske bureaucratie, armoe en stigma. Techneuten gooien hen brokstukken toe, feesten op hun ellende, en dansen op hun lijken. Er is slechts één licht in dit geheel: het
internet.
Thomas Cool, 3 januari 2000
Literatuur http://www.cbs.nl (statline) Hans Hulst en Auke Hulst m.m.v.Thomas Cool, "Werkloosheid en armoede, de oplossing die werkt", Thesis Publishers 1998 Loek Groot, "Basic income and unemployment", Thela Thesis 1999 Roger Highfield & Paul Carter, "Het verborgen leven van Albert Einstein", Aramith 1993 Paul Kennedy, "Freedom from fear", Oxford 1999 André Köbben en Henk Tromp, "De onwelkome boodschap, of hoe de vrijheid van wetenschap bedreigd wordt", Mets 1999 Coen Teulings, Els Vogels & L. van Dieten, "Minimumloon, arbeidsmarkt en inkomensverdeling", Sdu 1998 Arthur van Soest, "Het minimumloon is te laag", ESB 27-8-99,
p604-606
Thomas Cool is econometrist, parttime consultant en parttime
docent aan de internationale afdeling ISER van de HES Rotterdam. Hij heeft
gewerkt bij het Centraal Planbureau, de ministeries van V&W en VROM,
en was consultant voor de Europese Commissie. Op het CPB heeft hij meegewerkt
aan het Athena-model, en aan publicaties aangaande Europa’92 en de lange
termijn verkenning ‘Nederland in drievoud’. Zijn ‘Economics Pack’ software
heeft gebruikers over de hele wereld. Hij is geboren in 1954 in Jakarta,
als derde in een katholiek gezin van uiteindelijk zeven kinderen. Hij deed
gymnasium beta in 1972 en een aanvullend jaar als uitwisselingsstudent
in Burbank, California. Hij was lid van de PvdA van 1974-1991, verliet
deze partij met groot protest, en riep op tot de vorming van een nieuwe
partij, het ‘Sociaal Liberaal Forum’. Hij heeft inmiddels 3 boeken geschreven,
meegewerkt aan enkele andere. Zijn hoofdonderwerpen zijn werkloosheid en
armoede, en hij hoopt begin 2000 een hoofdwerk daarover af te ronden. Hij
onderhoudt een uitgebreide internet site, zie http://thomascool.eu.
|
Zie de oorspronkelijke
uitnodiging,
en merk op dat ik me aan het onderwerp heb gehouden.
Sterker nog: in december / januari schreef ik over onderwerpen
die in maart actueel zijn geworden:
(1) Het falen van het belastingstelsel t.a.v. armoede (Frank
Kalshoven)
(2) de armoedeval (die dus niet bestaat)
(3) het sanctiebeleid (CPB-nota)
(4) Minister Zalm stelt de fractievoorzitters ook als Zware Jongens voor
!
Kaderbrief, NRC-Handelsblad 1 maart 2000, p3:
Vanzelfsprekend moet ik de vrijheid hebben om de beeldspraak
van de Zware Jongens
serieus te gebruiken. Zalm's "grap" is - inderdaad - het
dansen op de lijken van de slachtoffers.