ESB publiceerde een artikel van De Goederen over arbeidskostensubsidie, in welk artikel ook aandacht aan mijn alternatieve analyse wordt besteed. (1) Helaas wordt mijn analyse eenzijdig en misleidend voorgesteld. Vervolgens wordt weliswaar in een paar kolommen naar me verwezen, maar elders in het artikel worden ook gedachten van mij gebruikt welke geen verwijzing krijgen. Op een cruciale plek is er sprake van geschiedvervalsing. Last but not least wordt de economische wetenschap gemaltraiteerd. Voorafgaand aan publicatie heb ik de auteur en de redactie verzocht van die publicatie af te zien, en, vervolgens, met onderstaande argumenten onderbouwd dat publicatie wetenschappelijk onverantwoord is. Misschien zou het nu verstandig zijn niet te reageren. Alles overwegende acht ik het echter beter om toch protest aan te tekenen. Weliswaar bestaat het risico dat ikzelf hierdoor nog meer schade ondervind, maar op den duur is het voor ieders welzijn toch beter dat ik wel reageer. Hoe dan ook betreur ik ten diepste dat alles zo moet lopen.
Het is niet doenlijk genoemd artikel samen te vatten.
Ik veronderstel dat de lezer het artikel bij de hand heeft. Dan ten eerste:
(2) In de sectie ‘Mogelijke bezwaren’ zijn aan mij gedachten ontleend t.a.v. (a) verdringingseffecten, (b) marginale tarieven, (c) divergente indexering.
(3) In de ‘Slotopmerking’ is aan mij de constatering ontleend dat subsidies voor laagbetaalde arbeid compenseren voor ten onrechte geheven belastingen zodat het geen echte subsidies zijn.
Vervolgens refereert De Goederen in de tussenliggende
sectie ‘Goedkope oplossing’ wel aan één van mijn boeken,
en hij zegt iets over mijn analyse. Hieronder kom ik terug op het eenzijdige
en misleidende t.a.v. die weergave. Eerst is het nuttig het punt van het
evenwicht helder te krijgen. Er is nl. geen evenwicht tussen deze ene referentie
en het gebruik van mijn gedachten elders. Wetenschappelijk verantwoord
zou zijn om eerst een overzicht van mijn analyse te geven - en dan ook
de verschillende referenties tot hun recht te laten komen - en volgens
te komen met vermeende bezwaren en mogelijke oplossingen. Nu verspreidt
De Goederen mijn gedachten over zijn artikel. Een mogelijke reden kan zijn
dat verdere referenties maar zijn weggelaten om het artikel qua vorm leesbaar
te houden. Inderdaad is het niet altijd doenlijk bij iedere gedachte een
voetnoot te geven. Maar deze werkwijze gaat wel ten koste van het goede
zicht op mijn analyse. Het probleem van de leesbaarheid had ook opgelost
kunnen worden door de gebruikte elementen bij elkaar te zetten. Nu lijkt
het alsof De Goederen zelf zo verstandig is al deze dingen te bedenken
- en tevens lijkt het, op de plek waar wel aan mijn boek gerefereerd wordt,
alsof ik maar een dom voorstel doe.
De door mij voorgestelde wettelijk vast te stellen en dan door iedereen berekenbare schaarbeweging wordt door De Goederen voorgesteld als:
(A) Ten eerste is het 100% scenario maar één van de mogelijkheden. Stel evenwel dat dit gekozen wordt. Dan wordt de startsituatie gegeven (a) door het nieuwe bruto WML gelijk te stellen aan het huidige netto WML, en (b) door alle lonen tussen netto & bruto weliswaar bruto meer te laten verdienen maar netto gelijk te houden. Werkgevers zouden dan geneigd lijken te zijn alleen banen op het netto WML aan te bieden. Mij gaat het dan om het effect dat mensen (en vakbonden) zullen onderkennen dat iemand, die tussen netto & bruto verdient, er in de toekomst sterker op vooruit zal gaan, omdat ook het 100% tarief op den duur - door de schaarbeweging - zal verdwijnen. Daarnaast heeft een hoger bruto loon ook betekenis in het sociaal verkeer. Werkgevers zullen het niet bezwaarlijk vinden toch dat hogere loon te betalen voor diegenen die inderdaad die hogere productiviteit hebben. Aldus is het een drogreden te beweren dat alleen banen op netto WML zullen ontstaan.
(B) Stel eventueel dat het 100% scenario aanvankelijk zeer ineffectief is, en dat maar honderdduizend banen ontstaan exact op het bruto = netto WML niveau. Dat is inderdaad weinig. Maar, evenzovele uitkeringen van 15 duizend gulden zijn uitgespaard, wat een bedrag is van 1,5 miljard gulden. Hiermee kan het tarief verlaagd worden, en kan de positieve spiraal beginnen. Mijn analyse geeft vervolgens antwoord op vele bedenkingen die ten aanzien van de mogelijkheden van zo’n proces zijn geopperd - onder andere door een betere analyse van de effecten van het marginale tarief.
(C) Door de term schaarbeweging geef ik aan dat er een overgangstraject bestaat vanuit het huidige regime van massale werkloosheid naar het hernieuwde regime van volledige werkgelegenheid. Hierbij zijn er maatregelen van tijdelijke en redelijke aard. De Goederen doet het echter voorkomen alsof de effecten onbillijk en duurzaam onbillijk zijn:
T.a.v. de onbillijkheid: Mijn traject houdt wel degelijk vast aan het draagkrachtbeginsel van de inkomstenbelasting: het bestaansminimum is vrijgesteld van belasting. Deeltijdwerkers staan hier buiten en worden dan niet onbillijk behandeld. T.a.v. de duurzaamheid: Het systeem van de inkomstenbelasting is niet zo rigide als De Goederen voorstelt. Naast het huidige synthetische stelsel bestaan er ook analytische varianten. Het arbeidskostenforfait kan in dit licht bezien worden. Overigens is het synthetische stelsel superieur, maar voor het overgangstraject is een tijdelijke analytische fase alleszins acceptabel wanneer uiteindelijk (mogelijk na een vijftal jaren) weer bij het synthetische stelsel uitgekomen kan worden. Over het gehele traject gaat niemand erop achteruit - en velen vooruit.
Mijn analyse blijkt dus ook niet speculatief - omdat de
argumenten nu goed zijn weergegeven.
Twee aspecten zijn hier aan de orde. Het eerste is dat mijn analyse een nieuwe synthese voor de macro-economie omvat. Naarmate deze synthese zijn weg vindt in het vakgebied zullen de leerboeken herschreven worden, en op een gepast moment zal het beleid meegaan. Wat De Goederen ‘speculatief’ noemt is op grond van mijn analyse slechts logisch. (Ik heb hier een cruciale wiskundig-economische stelling bewezen.) De Goederen verwijst naar mijn boek, maar gaat zonder argumenten aan de inhoud van de analyse voorbij.
Het tweede is dat mijn analyse niet alleen de werkloosheid
maar ook de verstarring in de voorbereiding van het economisch beleid centraal
stelt. Op logisch-empirische grond kan het één niet meer
zonder het ander. Mijn analyse uit 1990 past bij de toenemende belangstelling
van economen voor instituties. Het is heus niet zo dat SZW niet in gelegenheid
is geweest bijv. de bovenaangehaalde voorstellen van Cool en Snower te
bestuderen. Sterker nog, de huidige minister, Melkert, was in 1990 parlementslid,
heeft kennis van mijn analyse kunnen nemen, maar heeft zich niet ingezet
voor de wetenschappelijk geadviseerde parlementaire enquête - zelfs
niet toen een jaar later de WAO-crisis ontstond. Mijn analyse is in verschillende
kranten aan de orde gesteld, en genegeerd (zie bijv. de verkiezingsprogramma’s).
T.a.v. Melkert is slechts de conclusie mogelijk dat hij bewust voor zijn
huidige beleid kiest. Het negeren van onwelgevallige logica heeft echter
weinig met wetenschap te maken.
Hier is het nuttig te memoreren dat ESB tot op heden artikelen
van me weigert waarin ik op wetenschappelijke grond adviseer tot een parlementaire
enquête naar de 20 jaar voortdurende massale werkloosheid en rol
daarbij van de voorbereiding van het economisch beleid. De ‘argumenten’
die ESB voor afwijzing van deze artikelen gebruikt deugen fundamenteel
niet. Bijvoorbeeld heb ik de redactie geadviseerd om mijn zeer leesbare
bijdrage voor de Nederlandse Arbeidsmarktdag 1995 (7)
bredere bekendheid te geven door het in ESB opnieuw af te drukken: maar
dit werd geweigerd met het ‘argument’ dat mijn wetenschappelijk advies
tot genoemde enquête ‘niet aan de orde is’. ESB is met dit soort
drogredenen al jarenlang een van de institutionele belemmeringen voor de
aanpak van de werkloosheid. Het is nuttig dit punt te memoreren omdat er
nu een combinatie is van jarenlange blokkade en de recente geschiedvervalsing.
Door het artikel van De Goederen zou het beeld kunnen ontstaan (a) dat
iemand anders dan ik eindelijk een 100% praktische oplossing heeft, (b)
dat er al jarenlang iets mankeert aan mijn analyse en artikelen (zodat
die terecht geweigerd zijn). Wanneer dat beeld zich gaat vestigen, wordt
niet alleen de integriteit van de wetenschap verder aangetast, maar - en
daar zal menigeen misschien gevoeliger voor zijn - raken we nog verder
van huis van de praktische Pareto aanpak van de werkloosheid.
7/10/96
Thomas Cool