In "wat ambtenaren zeggen mogen" (Elsevier 10 juli 1993) vergelijkt Kees Paling de koppels Ter Beek & Couzy, Van Thijn & Nordholt, Andriessen & Zalm. Hij brengt ook incidenten met Van Vuren en met destijds Kalma in herinnering.
In Paling’s bespreking komen een paar punten niet goed uit de verf. Belangrijke nuances zijn:
Paling’s terloopse veroordeling van oud-politiefunctionaris Kalma is onzorgvuldig. Laten we gruwen van alles wat met de RAF te maken heeft, maar laten we ook toestaan dat politiefunctionarissen meelopen in vreedzame demonstraties. Paling had eerder het arrest van de ambtenarenrechter aan de kaak mogen stellen.
Journalisten zouden moeten opkomen voor tolerantie in plaats van meedoen aan stemmingmakerij tegen andersdenkende ambtenaren. Een land krijgt de overheid die het verdient.
In zomer 1994 meldde Couzy bij nieuwe bezuinigingen op defensie dat er "grenzen zijn aan de loyaliteit van de krijgsmacht". Dit lijkt me juist niet toelaatbaar. Bijvoorbeeld zelfs bij een onterecht ontslag mag van een ambtenaar een hoge mate van blijvende loyaliteit aan de landsdienst verwacht worden. Dit geldt zeker voor een militair.