Problemen bij de democratische besluitvorming in het algemeen en t.a.v. milieu en werkgelegenheid in het bijzonder: Naar een betere bescherming van de rol van de economische wetenschap



 
 

DEMOCRATIE EN WETENSCHAP: INLEIDING





In verband met de verkiezingen van 2002 en de opstelling der verkiezingsprogramma’s is het zinvol dat ook in de economische wetenschap enige bezinning plaatsvindt omtrent de rol van de wetenschap bij de democratische besluitvorming. In de economische theorie en met name de Social Choice Theory en de Public Choice zijn vele mogelijke problemen bij die rol geïdentificeerd. In wezen gaat het hier om het leerstuk van de Political Economy ofwel de staathuishoudkunde.
 
 

(1) Het is nuttig om de definitie van ‘economie’ (economische wetenschap) op het netvlies te houden. Stelt u zich een matrix voor, met in de kolommen de wetenschappen en in de rijen de onderwerpen:

  • Economie ‘in enge zin’ gaat uit van de methode van de discipline. Hier gaat het om het alloceren van schaarse middelen over concurrerende doelen. Hiermee worden verschillende onderwerpen bekeken.
  • Political Economy - of staathuishoudkunde - plaatst het onderwerp van het beheer van de staat centraal. Allerlei andere vakgebieden zoals geschiedenis, rechten, sociologie, politicology, sociale psychologie, enzovoorts zijn dan van belang.
  • Economie (economische wetenschap) ‘in ruime zin’ verenigt het voorgaande.
Deze definitie is op zichzelf ook historisch geworteld. Hij is terug te vinden in de woorden ‘oikos’ (huis, landgoed) en ‘nomos’ (wet, gewoonte) en in ‘polis’ (stad, staat) en ‘politeia’. 
 
 

(2) Hier gaat het om de staathuishoudkunde. Voor een nationale economie streven we naar optimaal welzijn, en is de Sociale Welzijns Functie (SWF) aan de orde.

Er bestaat een stelling van Kenneth Arrow volgens welke een SWF niet zou bestaan. Economen hebben lange tijd geloof gehecht aan een bepaalde interpretatie van die stelling, en dat heeft er toe geleid dat het onderzoek aan de SWF lange tijd op een laag pitje heeft gestaan. 

De Nederlandse overheid heeft op advies van onder meer Tinbergen in ieder geval een aantal doelen geformuleerd: (a) economische groei, (b) lage inflatie, (c) volledige werkgelegenheid, (d) evenwicht op de betalingsbelans, (e) aanvaardbare inkomensverdeling. Later is daar duurzaamheid bijgekomen. Afweging van de mate van urgentie van deze doelen is een kwestie van politieke opportuniteit.

Er blijkt inmiddels een betere interpretatie van Arrow’s stelling mogelijk. Hierdoor komt het vraagstuk van de Sociale Welzijns Functie weer op de kaart, en komt ook het vraagstuk van de optimaliteit terug.
 
 

(3) Een SWF bevat ook een endogene overheid. Een economisch model met een SWF bevat ook een submodel waarin het gedrag van de overheid zelf wordt beschreven, waarbij de overheid immers bijdraagt tot het maatschappelijk optimum.

Voor deze endogene overheid is de theorie van de Public Choice ontstaan, waarin het gedrag van de overheid en van overheidsdienaren wordt beschreven vanuit de hypothese van eigenbelang. Er is een algemeen belang, maar dat komt geheel eigen wijze tot stand.

Economie gaat over mensen, en mensen zijn naakte apen met aparte eigenschappen waar de economische wetenschap zijn oog niet voor kan sluiten.
 
 

(4) Wanneer de economische wetenschap een rol heeft bij het advies tegenover een democratische overheid, ontstaat de figuur van optimering van de SWF met endogene overheid en Public Choice beschrijving van menselijk gedrag, en ontstaat de figuur dat de wetenschap gaat voorspellen wat de politici gaan doen.

Er zijn hier nog op zich interessante opmerkingen van filosofische aard te maken over vrijheid versus determinisme. Politici blijven natuurlijk vrij om te besluiten wat zij wensen, doch wetenschappers zullen naar een deterministische verklaring blijven zoeken (wat dat is de definitie van wetenschap).
 
 

(5) Voor een correcte borging van deze rol van de economische wetenschap is een grondwettelijk Economisch Hof logisch noodzakelijk. Zo’n verandering is denkelijk ook maatschappelijk optimerend.

Er is een verschil tussen academische economen die alle tijd hebben en die gericht zijn op de tijdschriften, en de beleidseconomen - staathuishoudkundigen - die ten dienste staan van politici die geen tijd hebben en die onmiddellijk een advies nodig hebben.

Staathuishoudkunde is mensenwerk. Het zijn mensen die moeten kiezen uit diverse conflicterende wetenschappelijke inzichten, die een oordeel moeten vormen over de betrouwbaarheid van data, etcetera. Dit mensenwerk laat zich het best vergelijken met het werk van een rechter, die ook moet oordelen op grond van het beste eigen inzicht.

Jarig van Sinderen heeft een lijst van eisen geformuleerd waaraan een beleidseconoom - een staatshuishoudkundige - moet voldoen. Niet iedereen zal in gelijke mate aan die eisen voldoen, en de formatie van een Economisch Hof is een pragmatische oplossing om het beste talent aan de grootste uitdaging te koppelen.

In de huidige structuur van de Trias Politica, met de scheiding van wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke machten, komt de rol van de wetenschap der staathuishoudkunde onvoldoende tot zijn recht. Dit volgt logisch uit het voorgaande, en laat zich ook illustreren met de pregnante voorbeelden van milieu en werkgelegenheid.
 
 

(6) Roefie Hueting heeft uitgewerkt hoe een ‘duurzaam nationaal inkomen’ (DNI) te berekenen valt, en heeft laten zien dat een grotere zorg voor het milieu juist meer werk vergt. Terwijl Huetings inzichten al jaren bestaan, reageren wetenschappers en politici hier tamelijk traag op. In de politiek wordt het milieu vaak tegenover economische groei gesteld.

Roefie Hueting heeft ook een aantal redenen geïdentificeerd - de ‘blockages’ - waardoor de maatschappelijke preferenties voor al dan niet duurzaamheid niet goed tot uiting komen noch via de markt noch via het budgetmechanisme. Doordat de uiting van die preferenties geblokkeerd zijn, weten we eigenlijk niet of mensen al dan niet duurzaamheid willen. Omwille van de wetenschappelijke zuiverheid adviseert Hueting dat statistische bureau’s zowel een cijfer voor de gangbaar gemeten economische groei publiceren als een cijfer voor duurzame groei. 

Publicatie van twee cijfers is op zich een correcte suggestie, maar lost nog niet de vraag op welk cijfer de politiek dan moet nemen om op te sturen. Overheden hebben zich reeds uitgesproken voor duurzame ontwikkeling, maar in de praktijk houden zij zich daar niet aan. 

Hueting’s argument van de ‘blockages’ zou ook inhouden dat een SWF eigenlijk niet goed kan worden waargenomen. Dat is misschien nu het geval, maar lijkt niet logisch noodzakelijk. Een goede moet toch te maken zijn.

De meest logische oplossing is een Economisch Hof, dat de blockages op pragmatische maar wetenschappelijk verantwoorde wijze aanpakt, dat de SWF afleidt, en dat ook helderheid verschaft ten aanzien van de politieke keuze. Het parlement zou nog steeds de vrijheid houden om voor al dan niet duurzaamheid te kiezen, doch men zou de vrijheid verliezen om het ene te zeggen en het andere te doen.

Roefie Hueting krijgt aanstonds het woord om zijn analyse te presenteren.
 
 

(7) Een ander voorbeeld is dat de overheid zegt meer werkgelegenheid na te streven, maar diezelfde overheid kiest dan een belastingstructuur die dat voorkomt. Hier bestaat al jaren een analyse die bevorderlijk zou zijn voor werk en milieu, maar ook daar zijn de reacties traag. 

Thomas Cool krijgt aanstonds het woord om zijn analyse te presenteren, en Guido den Broeder zal een kritische reactie geven. 

Werkgelegenheid raakt aan de fundamentele bestaansvoorwaarden op korte termijn, terwijl duurzaamheid alleen van betekenis is voor toekomstige generaties. Voor de discussie over het milieu en de duurzaamheid is het prettig dat het onderwerp van de werkgelegenheid eerst is behandeld, zodat daar duidelijkheid over is.
 
 

(8) Jarig van Sinderen zal zijn visie op de beleidseconomie presenteren en een kritische reactie geven op de voorgaande sprekers. Een recent ESB-artikel van hem heeft de omineuze titel ‘Afscheid van de beleidseconomie’ - maar lezing van het artikel maakt duidelijk dat hij ons er juist alert op wil maken dat we dit afscheid zouden moeten voorkomen. Economen richten zich misschien teveel op de tijdschriften en te weinig op het beleid - en dat heeft alles met de incentives te maken.
 

Samenvattend

Hoe komt het dat ‘de politiek’ zo gemakkelijk voorbijgaat aan wetenschappelijke inzichten ? Een eerste reactie is te denken: "Maar de wetenschappers zijn het onderling (ook) niet eens." Dat is ten dele waar. Maar zo eenvoudig is het antwoord echter ook weer niet, wanneer we een onderscheid maken tussen academische economen die alle tijd hebben en beleidseconomen die snel moeten reageren. Sommigen constateren een verstarring in de beleidsvoorbereiding. Een mogelijk advies is de instelling van een grondwettelijk Economisch Hof, als uitbreiding van de Trias Politica. Het probleem bestaat niet zozeer uit tegenstrijdige politieke belangen, of dat wetenschappers het onderling niet eens zijn, maar kan er ook uit bestaan dat er een verkeerde structuur van de beleidsvoorbereiding bestaat waarin onvoldoende ruimte is voor het correcte proces van de wetenschappelijke advisering. 
 
 

Literatuur

Thomas Cool (2000), "Definition & Reality in the General Theory of Political Economy" (DRGTPE), zie ook http://thomascool.eu

Thomas Cool (2001), "Voting theory for democracy" (VTFD) , zie ook http://thomascool.eu

Thomas Cool (2001a), "Roefie Hueting en het DNI", ESB 24-08-2001, zie ook de algemene pagina over het milieu

Roefie Hueting (1996), "Three persistent myths in the environmental debate", Ecological Economics 18, p81-88

Roefie Hueting (2001), "The Theoretical Basis for Estimating SNI", Speech for the World Bank Seminar, October 1, 2001

Hans Hulst en Auke Hulst m.m.v. Thomas Cool (1998), "Werkloosheid en armoede, de oplossing die werkt", Thesis Publishers

Ekko van Ierland cs. (2001), "Economic growth and valuation of the environment: a debate", conference book of the Hueting congres, Edward Elgar

Ed Lof, (1994), "Zo komen we er niet", verslag van conferentie georganiseerd door het SvHG, Intermediair 30 september

Jarig van Sinderen (2001), "Afscheid van de beleidseconomie", ESB 28 september