Aan het Secretariaat
KNAW
LOWI
D.G. de Hen, secretaris
tel. 020-5510703
dirk.de.hen@ / a t / bureau.knaw.nl
Postbus 19121
1000 GC Amsterdam
Betreft: De weigering van het bestuur van de instelling
om een melding van een vermoeden van een misstand t.a.v. de wetenschappelijke
integriteit in behandeling te nemen (de kwestie van het seminar van prof.
dr. W. van de Ven over de stelselherziening in de gezondheidszorg)
20 december 2004
Geachte heer De Hen,
Ik heb de stukken op uw website aandachtig bestudeerd
en mijn vermoeden is dat de onderstaande kwestie aan uw reglement voldoet.
Waar de kwestie die ik u voorleg complex is, verzoek ik
u om mij een raadspersoon toe te wijzen die me kan assisteren bij het nader
toelichten van de kwestie, ten behoeve van de zorgvuldigheid en begrijpelijkheid
en dat u pas daarna naar de kwestie kijkt. Mijn hoop is aldus dat u het
in dit stadium nog niet als uw eigen taak beschouwt om de kwestie reeds
te beoordelen, maar dat u eerst bevordert dat er zo’n kwaliteitsslag heeft
plaatsgevonden. Vanzelfsprekend, mocht het niet mogelijk zijn dat u zulke
voorafgaande assistentie ter beschikking stelt, dan is mijn verzoek dat
u de kwestie hoe dan ook beoordeelt, waarbij ik dan wel moet aantekenen
dat er een hoger risico van onbegrip is.
In bijlage A treft u mijn brief d.d. 30 juli 2004
aan de decaan van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
(FGG) van de Erasmus Universiteit, betreffende "Integriteitskwesties Erasmus
MC en MGZ, ontslagbrief". In die brief doe ik een melding van een vermoeden
van een misstand t.a.v. de wetenschappelijke integriteit en verzoek ik
de decaan om een onderzoek in te stellen, en het afdelingshoofd voor de
duur van dit onderzoek als afdelingshoofd te schorsen.
In bijlage B treft u het besluit d.d. 16 december
2004 van de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Erasmuc MC, mede
namens de decaan der Faculteit, betreffende mijn brief van 30 juli 2004
aan de decaan. Bij bijlage B zijn het advies van de Bezwarenadviescommissie
(BAC) en het "verslag" van de hoorzitting van de BAC opgenomen als eigen
bijlagen.
Overigens komt het "verslag" voor rekening van de secretaris
van de BAC: dit is niet opgesteld via een bandopname met vervolgens ondertekening
door beide partijen. Op een paar punten is het "verslag" verwarrend of
onjuist. Ook is de commissie niet ingegaan op mijn verzoek om het advies
eerst nog in concept met mij te bespreken, zodat het advies m.i. de nodige
dwalingen vertoont. Het verbaast me dat mensen op een dergelijke onzorgvuldige
wijze met de integriteit van de wetenschap en de toekomst van een persoon
durven omgaan. Wat mij zeer stoort is dat mijn opstelling in de periode
na het seminar vertekend wordt weergegeven. Er wordt gesteld dat ik niet
bereid zou zijn om aan een oplossing mee te werken, terwijl ik daarvoor
juist mijn best deed. Het lijkt me essentieel dat mijn standpunt hier gehoord
en verwoord wordt door een wetenschappelijk raadspersoon.
Aanvankelijk was er geen reactie van het bestuur van de
instelling t.a.v. mijn melding van 30 juli 2004. Derhalve heb ik beroep
wegens kennelijke weigering aangetekend. De bezwarenadviescommissie heeft
geoordeeld, ik citeer de woorden van het bestuur van de instelling, bijlage
B:
"De BAC heeft uw verzoek aangemerkt als een klacht en
tegen de afhandeling van een klacht kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld."
Hierbij passen de volgende opmerkingen - waarbij ik overigens
aanneem dat u genoemde bijlagen gelezen heeft zodat ik vrijelijk kan verwijzen
naar gebeurtenissen die u anders onbegrijpelijk kunnen voorkomen:
-
Per 1 januari 2004 heeft er een fusie plaatsgevonden waardoor
mogelijk de vraag opkomt of er t.a.v. (de wetenschappelijke afdelingen
van) het Erasmus MC sprake is van een instelling in de zin van het LOWI.
Eerder, op 9 mei 2004, legde ik het LOWI een andere kwestie t.a.v. hetzelfde
Erasmus MC voor. Het LOWI heeft deze kwestie in behandeling genomen en
ik ga ervanuit dat dit voldoende precedent is.
-
Een kwestie kan aan het LOWI voorgelegd worden wanneer er
een besluit van het bestuur van de instelling voorligt. Het bovenstaande
is een besluit, ook al luidt het besluit dat mijn melding van een vermoeden
van een misstand en verzoek tot onderzoek daarvan onontvankelijk zou zijn.
Aan het LOWI leg ik de vraag voor of het bestuur van de instelling hier
wel voldoende zorgvuldig is geweest.
-
Een belangrijke overweging is dat het Erasmus MC zichzelf
via de VSNU gebonden heeft aan het reglement LOWI en derhalve wel degelijk
daarop aan te spreken is. De verwijzing van de BAC naar de Awb is dan niet
relevant. De Awb geeft het minimum. Het reglement van de BAC stelt dat
ook handelingen toetsbaar zijn, en m.i. is de weigering de zaak te onderzoeken
ook een handeling. In ieder geval, waar voor de wetenschappelijke integriteit
aanvullende regelingen zoals het LOWI nodig zijn gebleken, dient het bestuur
hier rekening te houden met de eigen aangegane verplichtingen.
-
De kwestie is gedocumenteerd op mijn website. Voor het lezen
van de files heeft u het password [VOORALSNOG GEHEIM] nodig. Zie:
http://thomascool.eu/Thomas/Nederlands/TPnCPB/MedischEthisch/index.html
Overigens acht ik het bezwaarlijk dat het bestuur van
de instelling, in een telefoongesprek met mr. M. Spit, heeft afgewezen
om mij bijlage B met bijlagen ook digitaal ter beschikking te stellen.
Dit belemmert mij zeer in het contact met anderen over deze zaak. Ik verzoek
u de instelling aan te sporen mij die stukken wel ter beschikking te stellen,
cq. deze zelf aan te vragen en dan aan mij ter beschikking te stellen.
-
In de brief van de Raad van Bestuur van 16 december 2004
worden ook andere kwesties genoemd, te weten het ontslag en het weigeren
van een functioneringsverslag. Op zichzelf beschouw ik deze kwesties ook
als flagrante inbreuken op de integriteit van de wetenschap. Een punt daaromtrent
is dat er reeds regelingen bestaan in de CAO - Academische Ziekenhuizen,
met de mogelijkheid van beroep tot en met de Centrale Raad van Beroep.
Het is een misverstand te denken dat deze regelingen toereikend zijn ten
aanzien van de wetenschappelijke integriteit. De regelingen zijn juist
zwak. Doordat zulke CAO regelingen bestaan en mensen denken dat dergelijke
kwesties dan geregeld zijn, loopt de wetenschappelijke integriteit juist
groter gevaar. Zwakke regelingen kunnen gebruikt worden voor andere toepassingen
dan beoogd, en in dit geval is het bestuur van de instelling inderdaad
voor deze verleiding bezweken. Het laat zich niet verwachten dat rechters,
die vooral marginaal toetsen, hier nog corrigeren. Gegeven deze situatie
verkeer ik hier in dubio. Voor alle helderheid:
-
Mijn melding van het vermoeden van een misstand ten aanzien
van de integriteit van de wetenschap betreft ook het ontslagbesluit en
de kwestie van het verslag over het functioneren. Het lijkt me bijvoorbeeld
schadelijk voor de integriteit van de wetenschap dat een verslag over het
functioneren, zoals van belang voor referenties, alleen maar opgesteld
hoeft te worden als men een komend jaar nog bij de instelling in dienst
blijft - maar toch geeft het bestuur van het Erasmus MC nu deze interpretatie
aan de CAO-AZ. Mutatis mutandis voor het ontslagbesluit.
-
Denkelijk zal het LOWI redeneren dat het LOWI alleen kwesties
kan behandelen welke na een interne melding hebben geleid tot een besluit
van het bestuur van de instelling. Mijn punt is dan dat ik in mijn brief
van 30 juli 2004 het ontslag wel degelijk plaats in het kader van de wetenschappelijke
integriteit. In de andere brief van 30 juli waarnaar ik verwijs, aan het
afdelingshoofd, komt het functioneringsverslag aan de orde.
-
Het is wel degelijk mogelijk dat deze kwesties door externe
wetenschappers getoetst worden zodat deze toetsing door de rechter als
input voor de overwegingen meegenomen kan worden. Het is dus niet nodig
dat externe wetenschappers over de kwestie "besluiten" (bijv. het ontslag
ongedaan maken). Wanneer de bestuursrechter van de juiste informatie wordt
voorzien dan kan deze verder zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke positie.
-
In principe leg ik dus de hele brief van 30 juli 2004 aan
het LOWI voor ook al gaat het besluit van het bestuur van de instelling
van 16 december 2004 niet in op alle aspecten. Vooralsnog houd ik deze
punten van ontslag en het verslag van het functioneren derhalve in beraad
voor nader gesprek en het is zeker iets wat ik gaarne zou bespreken met
de raadspersoon voor welke ik hierboven reeds verzocht heb.
-
Mocht u bespreking van ontslag en functioneringsverslag ten
principale afwijzen, wat mij zeer onjuist lijkt omdat dit grove vormen
van intimidatie zijn, dan blijft in ieder geval het punt van het seminar
en de nasleep daarvan bestaan.
-
In het advies van de BAC wordt overwogen dat mijn brief van
30 juli 2004 niet eenduidig is. Men meent dat verwarring t.a.v. de eerdere
kwestie (mijn eerder brief aan u van 9 mei 2004) mogelijk is en meent "Naar
het oordeel kon en mocht de Raad van bestuur om die reden de behandeling
van genoemde klacht achterwege laten." (p10 van het advies) Men is echter
zo vriendelijk om ter zitting te begrijpen dat er klaarblijkelijk iets
nieuws aan de hand is en oordeelt dan: "Op de onderhavige klacht is naar
het oordeel van de Commissie de Richtlijn wetenschappelijke integriteit
zoals die geldt voor wetenschappelijke onderzoekers werkzaam binnen Erasmus
MC, van toepassing. In deze richtlijn zijn bepalingen opgenomen over de
wijze waarop een dergelijke klacht afgehandeld dient te worden. De Commissie
volstaat op deze plaats met het kortsheidshalve verwijzen naar deze bepalingen."
(ook p10) Vervolgens stelt men dat beroep t.a.v. afhandelingen van zulke
klachten (cq. kennelijke weigeringen terzake) niet mogelijk is hetgeen
leidt tot het advies van de ontontvankelijkheid. Hiervoor geldt:
-
Op de zitting van de BAC van 8 november 2004 heb ik opmerkt
niet bekend te zijn met genoemde richtlijn. De bespreking hiervan is niet
volledig in het verslag terecht gekomen. Ik heb in februari-maart 2004
op het intranet gezocht naar de regelingen omtrent de integriteit en de
ethiek en heb alleen de regeling omtrent de commissie Medisch Ethische
Vraagstukken gevonden. Wel was ik bekend met het reglement LOWI dat de
instelling over een vertrouwenspersoon voor de integriteit diende te beschikken.
Door mijn zoeken kwam ik in die periode tevens in contact met dr. Clemens
Festen, projectleider integriteit, die mij de interne nota van 20 maart
2003 "INSTELLING PROJECTGROEP RESEARCH INTEGRITEIT ERASMUS MC" ter hand
stelde. Hierin wordt in het kader van de fusie verwezen naar regelingen
bij de EUR en wordt het doel gesteld "In samenwerking met de onderzoekgemeenschap
doen van voorstellen voor een gedragscode toegespitst op het onderzoek
en de onderzoekersopleiding in het Erasmus MC. De Code:I van de Erasmus
Universiteit is het uitgangspunt." Hieruit kon ik niet afleiden dat die
code van de EUR nog steeds voor het Erasmus MC gold. Daarop heb ik dr.
Festen gevraagd of het Erasmus MC over zo’n vertrouwenspersoon in de zin
van het LOWI beschikte. Deze deelde me mede dat dit niet het geval was
maar dat die tegen het eind van het jaar 2004 denkelijk wel aangesteld
zou worden. Ik ging er derhalve vanuit dat er nog niet zo’n persoon bestond.
Dit verklaart ook waarom ik de kwestie van het seminar aan de afdelingsvergadering
heb voorgelegd. De BAC verwijst naar die regeling maar gaat bij het beoordelen
van de situatie eraan voorbij dat deze regeling mij dus onbekend was. Wel
was mij duidelijk op grond van het reglement LOWI dat kwesties aan het
bestuur van de instelling dienden te worden voorgelegd alvorens zij toetsbaar
voor het LOWI zouden zijn. Op de zitting van de BAC werd van de kant van
de commissie gesteld dat de uitspraak van dr. Festen zo begrepen diende
te worden, dat waar het Erasmus MC niet zelf over zo’n vertrouwenspersoon
beschikte, teruggevallen kon worden op de vertrouwenspersoon van de EUR
danwel dat de decaan aangesproken kon worden. Wat mij betreft spoort dit
dan goed met het gegeven dat ik mijn brief van 30 juli 2004 aan de decaan
richtte (zoals ik mij eerst tot de Raad van Bestuur en decaan richtte in
de brief van 9 mei 2004 aan u in de andere kwestie).
-
Ter zitting heb ik nog opgemerkt dat het veel ellende had
voorkomen wanneer de informatie-uitwisseling met dr. Festen beter was geweest.
Ik heb gezocht en nagevraagd, en kan mij hier niet verwijtbaar schuldig
achten. Overigens heb ik het ontbreken van zo’n vertrouwenspersoon ook
genoemd in mijn voorstel aan de afdelingsvergadering, en niemand heeft
mij hierover gecorrigeerd. Ook heb ik op de zitting van de BAC opgemerkt
dat ik mag verwachten dat mijn afdelingshoofd de regelingen beter kent
dat ikzelf, waar ik pas sinds 2002 nieuw ben op de afdeling en ook weinig
weet van de fusie - maar het afdelingshoofd heeft mij niet doorverwezen
naar de decaan maar heeft geprobeerd om de kwestie zelf aan te pakken hetgeen
mij juist averechts leek (en niet ten onrechte, wanneer juist de decaan
aangesproken moet worden) en uiteindelijk ook een machtsmisbruik van zijn
bevoegdheid om mij hier tot een ‘gesprek’ te dwingen. Overigens heeft ook
de Raad van Bestuur mij in de kwestie die ik u op 9 mei 2004 voorlegde
niet gewezen op de vertrouwenspersoon bij de EUR maar de zaak zelf in behandeling
genomen.
-
Na de zitting van de BAC van 8 november 2004 heb ik het Erasmus
MC verzocht om mij een exemplaar van die richtlijn te doen toekomen. Waar
ik deze nog niet ontvangen heb heb ik daar vandaag andermaal om verzocht,
nu telefonisch aan mr. M. Spit.
-
De behandeling van de BAC van mijn brief van 30 juli 2004
is curieus. Het is bizar om te stellen dat de decaan bij vermeende niet-eenduidigheid
mocht aannemen dat het de oude kwestie betrof welke reeds had geleid tot
mijn brief aan het LOWI van 9 mei 2004.
-
De aanhef van de brief is "integriteitskwesties Erasmus MC
en MGZ, ontslagbrief". Er zijn dus minstens twee kwesties. Het "Erasmus
MC" betreft de kwestie die reeds door het bestuur van de instelling was
behandeld en die tot mijn brief van 9 mei 2004 aan het LOWI leidde. Het
"MGZ" betreft de kwestie van het seminar dat tot dan toe tot die afdeling
beperkt was. Het ontslag is het verlengde daarvan.
-
De brief verwijst naar mijn brief van 5 juli 2004 welke over
de kwestie van het seminar ging alsmede het ontslag dat mij de dag daarvoor
was medegedeeld. Inderdaad, het woord "seminar" komt niet in de brief voor
maar dat maakt de brief niet onmiddellijk onduidelijk.
-
Op de zitting bleek dat het afdelingshoofd ook begreep dat
de brief over de kwestie van het seminar ging - en op de zitting vertegenwoordigde
hij het bevoegde gezag.
-
Bij twijfel kan men altijd bellen. Het gaat hier nota bene
om een kwestie van de integriteit.
-
Het lijkt me redelijker te veronderstellen dat een hoogopgeleid
persoon, waard om bij Erasmus MC te werken, niet zomaar oude kwestie blijft
aankaarten, zodat er wel iets nieuws moet zijn.
-
Waar de kwesties van het seminar en het ontslag nieuw zijn,
kan dit ook licht werpen op de eerdere kwestie die het bestuur van de instelling
niet wilde onderzoeken. Het is onjuist om te stellen dat wanneer verwezen
wordt naar een oude kwestie, het dan alleen maar over die oude kwestie
gaat.
-
Overigens heb ik op de zitting opgemerkt dat ik natuurlijk
wel enig begrip heb voor getoonde zorg over de eenduidigheid, zoals hierboven
ook moge blijken, maar dat ik dan ook begrip vraag voor het punt dat ik
op 29 juli had gehoord dat ik, zeer bizar, per 1 augustus ontslagen was
- zodat de brief van 30 juli in enige haast geschreven is om niet het argument
te krijgen dat ik inmiddels niet meer in dienst zou zijn. Deze haast heeft
ertoe geleid dat het woord "seminar" niet genoemd is, maar, dat kan de
brief niet diskwalificeren.
-
Het is wonderlijk dat de BAC zich op de zitting aanvankelijk
niet bevoegd verklaarde t.a.v. kwesties aangaande de wetenschappelijke
integriteit. Ik ben niet geheel zeker ten aanzien wat hier nu precies besloten
is. In ieder geval lijkt het me dat de commissie niet uit wetenschappers
bestaat zodat zo’n capaciteit inderdaad ontbreekt maar het lijkt me dat
men wel kan oordelen dat zo’n toets nodig is voordat zaken verder procedureel
afgehandeld worden.
-
Ik verwerp de suggestie (op de zitting) dat ik t.a.v. de
kwestie van het seminar en het ontslag een nieuwe brief aan de decaan schrijf.
Mijn brief vaN 30 juli is - zeker na de gegegen toelichting - helder. Overigens
neemt ook de BAC deze suggestie uiteindelijk niet over. Men neemt de kwestie
zoals door mij bedoeld in behandeling en concludeert dat deze dan niet
ontvankelijk zou zijn. Deze conclusie is bizar. Conform de regeling van
het LOWI dienen meldingen van misstanden t.a.v. wetenschappelijke integriteit
door de instelling in behandeling te worden genomen. Zij kunnen dan dus
niet als ‘klachten’ genegeerd worden. Weliswaar staat een kennelijke weigering
gelijk aan een besluit, maar bij meldingen van vermoedens van misstanden
gaat het juist om weloverwogen in behandeling nemen en staat een kennelijke
weigering gelijk aan het afwijzen van de regeling van het LOWI.
-
Voor de goede orde maak ik u erop attent dat ik de BAC heb
verzocht om mr. Spit te wraken wegens het getoonde gebrek aan goede trouw.
De BAC is daarop niet ingegaan wegens gestelde onbevoegdheid. Mijn indruk
is dat men niet alle bevoegdheden heeft gebruikt die men heeft. Op zijn
minst had men de redelijkheid van mijn verzoek kunnen onderstrepen en dit
onder de aandacht van het bestuur van de instelling kunnen brengen. Ik
moet wijzen op de nadelige gevolgen van deze gang van zaken. Zo stelde
mr. Spit dat er een ‘afspraak’ zou bestaan terwijl op de zitting bleek
dat dit niet het geval is. Er zijn vele van dit soort leugens en verdraaiingen,
waardoor een overmaat aan juridisch gedoe ontstaat, met duidelijk schade
aan mijn persoon en de integriteit van de wetenschap. Ik heb het bestuur
van de instelling geschreven dat wanneer men niet corrigeert ik het bestuur
ook zelf aansprakelijk houd. Inmiddels is een redelijke termijn om te reageren
verstreken en ik verzoek het LOWI dan ook om bij het onderzoek van deze
zaak ook op dit punt gepaste maatregelen te nemen cq. aan het bestuur van
de KNAW voor te stellen.
Mijn verzoek aan u is de kwestie met de nodige zorg en spoed
in behandeling te nemen.
Overigens, ik kan het belang van zo’n raadspersoon niet
genoeg benadrukken, zeker waar het mij tot nu toe – in strijd met de regelingen
van de instelling – aan een vertrouwenspersoon bij de instelling ontbroken
heeft. De ervaring leert ook dat toewijzing aan mij van zo’n raadspersoon
essentieel is. In een eerdere kwestie die ik aan het LOWI voorlegde, zie
mijn brief aan u van 9 mei 2004, is uw reactie van 4 augustus 2004 gebaseerd
op een misverstand, welk misverstand denkelijk voorkomen had kunnen worden
indien mij daarbij een raadspersoon was toegewezen. Indien u toen ook sneller
had gereageerd, had mogelijk het toenemend onbegrip bij het afdelingshoofd
voorkomen kunnen worden en had ik mij mogelijk niet onslagen gezien.
Voor de goede orde meld ik dat ik deze brief ook aan anderen
zal laten lezen.
Hoogachtend,
Thomas Colignatus / Thomas Cool
http://thomascool.eu
|