Raadsels rondom Emil Fuchs, Barbara
Leoni en Gabriele D’Annunzio
Thomas Cool, 28 juni 2011
Het boek van mijn oudtante Tine Cool "Wij met ons vijven in Rome" werd in 1928 bekroond als beste meisjesboek. Het verhaalt van het leven van een kunstenaarsfamilie in de Villa Strohl-Fern in Rome 1892-1896. Het stond in 1970 thuis in de kast en ik las natuurlijk geen meisjesboeken. Pas een paar jaar geleden kwam ik aan lezing toe vanwege de herkomst uit de familie, en tot mijn verrassing vond ik het eigenlijk een mooi verhaal – of bleek ik meer meisje dan ik had gedacht. Je kunt je voorstellen hoe het is: als kind opgroeien in Rome anno 1895, in een villa vol met kunstenaars temidden van een Gaudi-achtig park. Wanneer zijn oudste dochter ziek wordt ontstaat er ook de spanning dat de kunstenaar moet kiezen tussen kunst of kind. De gedachte aan een Engelse vertaling kwam zo al eerder op, maar werd onvermijdelijk door de recente kunsthistorische belangstelling voor de Villa, met de drie boeken van Angela Windholz, Giovanna de Feo en Christine Thomé. Het boek van Tine is op zichzelf een mooi verhaal maar is ook een historisch document voor een klein stukje Europese cultuur met een tijdsbeeld omtrent die kunstenaars. Het waren immers niet de minste talenten die een Prix de Rome kregen om zich aldaar verder te bekwamen. Die Engelse vertaling "The five of us in Rome" 2011 ligt er nu. Er zijn nog wel enkele losse eindjes blijven liggen. Zeg maar grote raadsels. In het Nederlands origineel geeft Tine wonderlijk genoeg geen persoonsnamen maar omschrijvingen. Het maakt het lastig voor de lezer om zich met de karakters te identificeren en dat zal een van de redenen zijn waarom het als kinderboek uit de aandacht is geraakt. Met zorgvuldig lezen van die omschrijvingen en gebruik van het familiearchief (waarvoor dank aan Tresoar te Leeuwarden en mijn vader) en Google ben ik erin geslaagd toch veel terug te vinden. Een belangrijk uitgangspunt was het artikel van Albert Zacher in de Frankfürter Zeiting van 9 juni 1895 waarin de kunstenaars Emil Fuchs en Curt Stoeving direct genoemd worden (zie het origineel of de vertaling destijds in de Leeuwarder Courant). Paul Peterich en Wilhelm Kumm waren ook terug te vinden, en deze twee staan met de familie op de unieke foto die nu de omslag van de Engelse vertaling siert – en die in alle waarschijnlijkheid is genomen door Alfred Wilhelm Strohl-Fern zelf. In genoemde periode was Tine zelf eerst bijna 5 en bij terugkeer net 9 geworden. Haar gevoelens en impressies in het boek zullen authentiek die van haar zelf zijn maar feitelijke gegevens zal ze bij haar moeder hebben moeten navragen. Het Nederlands origineel blijkt zo lacunes te bevatten. Bijvoorbeeld bespreekt Tine hoe de koningin-moeder van Italië bij de buurman Emil Fuchs op bezoek komt. Het is een spannend moment in het boek want vader en het hele gezin hopen dat het hoge bezoek ook de extra twee meter naar het eigen atelier aflegt. Echter, in die periode is de koningin-moeder allang overleden. Emil Fuchs bespreekt zijn biografie dat het koningin Margherita zelf is die op bezoek komt – de eerste koningin van het verenigde Italië naar wie ook de eerste pizza is genoemd. Na veel tobben en lange strandwandelingen bedacht ik dat toen Tine het boek schreef Margherita al sinds 1900 bekend stond als de koningin-moeder, omdat haar echtgenoot in 1900 overleed en haar zoon koning werd. In de Engelse vertaling is het nu dus inderdaad koningin Margherita zelf die op bezoek komt. Zo ontstaat ook een extra effect want op het moment van het bezoek is overgrootvader juist bezig was met zijn grote schilderij "Het Pantheon" terwijl wij weten dat Margherita daar later haar graftombe vindt. Ik laat u dan raden of zij wel of niet een bezoek aan dat atelier brengt waar dat werk groot hangt. Veel van zulke puzzels zijn opgelost en de Engelse vertaling is zodoende verrijkt met annotaties. Losse eindjes zijn er nog wel overgebleven. Bijvoorbeeld zijn er twee "Italiaanse heren van de literatuur" die het atelier van overgrootvader bezoeken en er is een Russische pianiste die in het atelier aan de andere kant van de muur komt te wonen en die met haar hele dag oefenen de schilder het werken onmogelijk maakt. Het is onbekend wie zij zijn. Misschien wilt u even meepuzzelen ? Het was een ontdekking dat de buurman Emil Fuchs in 1892 een relatie kreeg met Elvira Fraternali en dat zij bij hem in de Villa introk, toen ze haar relatie met Gabriele D’Annunzio verbrak wegens diens Casanova-gedrag. Elvira was getrouwd met Leoni en werd door D’Annunzio "Barbara" genoemd zodat zij ook als Barbara Leoni bekend staat. In 1894 publiceerde hij "Il trionfo della morte" waarin hij de affaire met zijn Babarella verwerkt. Opmerkelijk is dat Christine Thomé meldt dat D’Annunzio nog op de Villa op bezoek kwam. Zij noemt Annamaria Andreoli als bron voor het tijdsvenster 1887-1892 maar dat klopt niet als Barbara pas in 1892 op de Villa komt. Verwarrend is dat Trombadori hier de periode 1880-1884 noemt, en Art Renewal neemt dat over, maar toen was Fuchs 14 jaar dus de gegevens van Franco di Tizio dat de breuk in 1892 plaatsvond zullen beter kloppen. D’Annunzio schreef haar nog in 1895 dus contact op later datum is heel goed mogelijk. D’Annuzio noemde zich "stout" Ariel en het Romeins archief is AR.I.E.L. gedoopt en daar vinden we immers deze brief aan Leoni uit 1895 (waarvan ik helaas de tekst nog niet ken). Is D’Annunzio één van de twee Italiaanse heren van de letteren die bij overgrootvader in het atelier op bezoek kwam ? In de biografie "Gabriele D'Annunzio: Defiant Archangel" door Woodhouse vinden we op pagina 123 dat René Doumic in maart 1895 lovend over D’Annunzio schreef, in de Revue Blanche. Dat artikel valt daar echter niet terug te vinden. Het heeft veel zoeken gekost, maar in "Gabriele D’Annunzio in France. A study in cultural relations" door Giovanni Gullace vinden we dat het de Revue Bleue moet zijn. Doumic’s text is ook weergegeven in zijn latere boek Les Jeunes uit 1896. Het blijkt vervolgens hier dat "Il trionfo della morte" in stukken gepubliceerd wordt in de Revue des Deux Mondes vanaf 1 juni 1895 (flink ingekort en aangepast zeer tegen D’Annunzio’s zin), ook al is op de website van de Revue niet alles terug te vinden. Waarom nu al deze aandacht voor Doumic ? Wel, in het bovengenoemde Duitse artikel van Albert Zacher is ook sprake van een Fransman "Deoumic" in de Villa. Het lijkt me dat Zacher zich verschrijft, zoals hij ook "Gorgueut" schrijft wat eigenlijk Auguste François Gorguet (1862-1927) moet zijn, die tenslotte in 1894 zijn reisbeurs won zodat hij in 1895 inderdaad in Rome kon zijn. En wellicht is Buffet eigenlijk Guillaume DuBufe, op doorreis van Capri ? Kortom, Tine’s twee mannen van de letteren zouden heel wel D’Annunzio en Doumic kunnen zijn geweest, en dan niet beiden Italiaans maar Italiaans en Frans. Mogelijk kwam D’Annunzio Barbarella een exemplaar van het boek brengen, en was men niet thuis, of zijn beide heren door Fuchs aangespoord om ook eens in het atelier van de buren te gaan kijken ? Helaas ontbreekt een onafhankelijke bron dat D’Annunzio en Doumic elkaar in Rome hebben getroffen. De zoektocht op het internet geeft ondertussen ook een tijdsbeeld. Bijvoorbeeld vinden we Erik Löffler die de decadentisme van D’Annunzio en Couperus vergelijkt en ook Huysmans aanhaalt die ook weer door Doumic wordt besproken. Couperus schrijft op 7 december 1895 aan zijn uitgever Veen dat mevrouw Couperus de roman "Il trionfo della morte" wil vertalen. Bij dit alles is me nog niet duidelijk geworden hoe Barbara Leoni zelf over dat boek dacht. Over de Russische pianiste ontstaat er ondertussen ook even een mooie hypothese. La Revue Blanche waar professor Woodhouse ten onrechte naar verwees blijkt opgericht door de gebroeders Natanson, en plots geeft het internet prijs dat Thadée Natanson zich in 1893 met Misia Godebska verlooft, ook bekend als Misia Sert, die geweldig piano speelt, en die ach jee, ach jee, in Sint Petersburg is geboren ... Is zij de "Russin" die overgrootvader het werken onmogelijk maakt ? Is zij in het gezelschap van René Doumic naar Rome gekomen ? Hier is haar portret door Renoir en hier door Toulouse-Lautrec. Hier en hier iets meer over haar ingewikkelde leven, en een pijnlijke recensie door Michael Zeeman. Maar ze gaat blijkbaar pas naar Rome wanneer ze Sert ontmoet, na 1900. Van de kring rond La Revue Blanche en Les Nabis is geen bewijs te vinden dat iemand in de periode 1892-1896 in Rome is geweest. Als klap op de vuurpijl bespreekt Venita Datta in haar "Birth of a National Icon: The Literary Avant-Garde and the Origins of the Intellectual in France" dat La Revue Blanche juist in 1889 is opgericht in opstand tegen tijdschriften als de Revue des Deux Mondes, waar Doumic in 1894 literair criticus werd, en Doumic komt in haar boek helemaal niet in voor. Het laat zich dan vermoeden dat Misia Sert en René Doumic niet samen naar Rome hebben gereisd. Er zal een andere Russin gezocht moeten worden. Wie die twee heren en die pianiste waren is alleen een klein detail in het boek. Ik maak er hier alleen melding van om te tonen hoe je via vaagheden en fouten toch interessante dingen kunt ontdekken. De puzzels die zijn opgelost staan in de Engelse vertaling en hebben Tine’s verhaal verrijkt doordat zij de cultuurhistorische context tot leven brengen. En de zoektocht en zijwegen die hierboven zijn genoemd spelen natuurlijk in dezelfde tijd. Thomas Cool is econometrist en achterkleinzoon van
kunstschilder Thomas Cool 1851-1904. Hij vindt het overigens een grove
schande zoals het huidige kabinet met kunst en cultuur omgaat. Het beleid
is zijns inziens op economische waandenkbeelden gebaseerd die de barbarij
alleen maar erger maken.
|